Functie van de ruimte: Hoger gelegen binnenkeuken of woonkeuken, in Vermeers huis de kleine, warme centrale kamer van het huis, deels van representatieve aard omdat er ook gasten werden ontvangen. De ingrediënten voor het hier gekookte voedsel werden op de markten gekocht en in een emmer vervoerd. Groenten kocht men bij een 'groenwyf'* dat ook toestemming had met een kruiwagen te lopen. Voor het opwarmen van reeds gekookt voedsel werd de er onder gelegen kookkeuken gebruikt. De familie Vermeer zal de maaltijd steeds boven in de binnenkeuken hebben gebruikt aan de achtkante tafel; de drie stoelen zijn de zitplaatsen voor Maria Thins, Johannes Vermeer en Catherina Bolnes. De kinderen eten in dit huis staande uit de pot, of zitten op kussens op de grond, of gaan met hun broodje de straat op. Er werd drie tot vier maal per dag gegeten. Blijkens de afrekening van de bakker werd in de laatste levensjaren van Vermeer een grote hoeveelheid brood verbruikt.
Er was een haard en een bedstee. Het goudleer was een fraaie decoratie en vormde in de winter een warmte-isolerende laag. Wij kunnen ons indenken dat het goudleer dus tegen de buitenmuur was bevestigd, naast de haard in de buitenmuur. Onder de schilderijen in deze keuken treffen niet de gebruikelijke afbeeldingen aan van etenswaren, die in zoveel inventarissen wel voorkomen.
Inventaris: "Een groote schildery uytbeeldende Christus aent cruys; Twee trony schilderyen gedaen by [Samuel van] Hoogstraten; Een schildery daerinne allerley vrouwentuych; Een van Veronica; Twee tronyen geschildert op sijn Turx; Een zeetgen; een schilderij hangende voorde schoorsteen; Een waer in geschildert staet een bas [viola da gamba] met een dootshooft; een paar gestreepte gardijnen ; een schencktafeltgen; twee bruyne stoven; omtrent seven ellen goutleer aende muyr.
een bedde met een hooftpeuluwe [matras of langwerpig kussen]; Drye oorkussens; Twee deekens als een groen met een wit een beddekleeth; Een eycke houte agtcante tafel; Een eycke kist ; een kapstock; Drye stoelen; drye groene sitkussens; een gestreept kleetie."
Zie de originele documenten van het Gemeentearchief Delft. Goederen in bezit van Catharina Bolnes, pagina 1, pagina 2, pagina 3, pagina 4, pagina 5, pagina 6, pagina 7. Goederen in gezamenlijk bezit van Catharina Bolnes en Maria Thins, pagina 1, pagina 2, pagina 3, pagina 4, pagina 5, pagina 6.
Tafelmanieren. De auteur Jacob Graal geeft in zijn boek uit 1733 zeer uitgebreide aanwijzingen over hoe men zich tijdens een diner heeft te gedragen, en met name hoe men vlees aansnijdt en verdeelt.
Men wacht staande aan tafel tot men geplaatst wordt; daarna zit men recht op de stoel en heeft de ellebogen nimmer op tafel. Men valt niet als een wolf aan: "Men moet de eerste met de hand niet gretig in de schotel tasten..." (p. 74) want het eerst tasten, dat is het voorrecht van de aanzienlijken (p. 98). En men mag niet kieskeurig zijn : "men moet beleefdelijk alles, wat ons aangeboden wordt, aannemen..." (p. 98).
Aflikken van vingers, mes of lepel is verboden: "daar is niets wanschikkelijker..' (p. 102); men gebruike het servet daarvoor. Tandenstoken is onwelgevoeglijk (p. 108).
Een glas wijn is niet in een teug te legen maar rustig in twee of driemaal (p. 106).
Men gebruike geen ontuchtige taal, woeste of zotte praat (p. 108).
Stel niet zelf voor aan tafel te zingen, spelen of dichten; wacht tot men er een aantal malen op aandringt, en hou het dan kort (p. 116).
Dit alles valt prachtig te duiden in het kader van Het Civilisatieproces (een boek door Norbert Elias); maar een shockerende ontleding van een compleet kalfshoofd aan tafel laat weer een onverwacht facet zien (p. 90).
Woonfuncties. Nog niet alle woonfuncties hadden een een vaste plaats in huis. Vertrekken werden voor verschillende doeleinden gebruikt. Er kon gegeten en geslapen worden in de keuken en in de grote zaal, en de aanwezigheid van bedden zegt niets over het dagelijkse of juist specifieke gebruik. Eettafels konden in principe overal worden opgesteld. (Pijzel, Pronkpoppenhuis, 2000, p. 401, noot 151; afb. 649.)
Zie bespreking van de waterpomp die ongetwijfeld aanwezig was.
Noot : Deze voorwerpen zijn als onderdeel van de Vermeer-inventaris op 29 februari 1676 in Delft opgeschreven door de assistent van notaris J. van Veen , in het huis aan de Oude Langendijk, hoek Molenpoort van de kort daarvoor overleden schilder Johannes Vermeer. Op dat moment woonde zijn vrouw Catherina daar nog met 11 kinderen en haar moeder, Maria Thins.
De transcriptie van dit voorwerp is gebaseerd op de publicatie van het volledige document door A.J.J.M. van Peer, "Drie collecties..." in Oud Holland 1957, p. 98-103. Termen zijn opgezocht in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), begonnen in 1882 door De Vries en Te Winkel.
Lit.: M. Corbeau, 'Pronk en koken. Beeld en realiteit van keukens in het vroegmoderne Hollandse binnenhuis' in: R. Rooyakkers (red.) Mensen en dingen. Betekenissen van materiële cultuur, Volkskundig Bulletin 19.3 (Dec. 1993) p. 354-379.
*'Groenwyf zie Arnold Houbraken, De groote Schouburgh der Nederlantsche Konstschilders en Schilderessen, Den Haag 1752 [2e ed.] Boek 2, pag. 147.
Kookkunst: Marleen Willebrands, De verstandige Kok, De rijke keuken van de Gouden Eeuw, Publisher: Pereboom, Bussum, 2006.
Links: Geertruijd Roghman, afbeelding van een binnenkeuken of kookkeuken.
De twee tekeningen hierboven zijn in werkelijkheid zeer donkerbruin. Bijna onleesbaar.
This page forms part of a large encyclopedic site on Vermeer and Delft. Research by Drs. Kees Kaldenbach (email). A full presentation is on view at johannesvermeer.info.
Launched December, 2002; Last update March 1, 2017.
Back to the Welcome page: click Welcome.