Uittrekkende tafels, aangetroffen in de Grote Zaal en in de studio.
Tafel, aangetroffen in de binnenkeuken. Op de tafels in Vermeer-schilderijen treffen we vaak tafelkleden aan die niet plat liggen maar kunstig (als een Alpenlandschap) gedrapeerd zijn. Zie ook schraagtafel.
Tafelmanieren. De auteur Jacob Graal geeft in zijn boek uit 1733 zeer uitgebreide aanwijzingen over hoe men zich tijdens een diner heeft te gedragen, en met name hoe men vlees aansnijdt en verdeelt.
Men wacht staande aan tafel tot men geplaatst wordt; daarna zit men recht op de stoel en heeft de ellebogen nimmer op tafel. Men valt niet als een wolf aan: "Men moet de eerste met de hand niet gretig in de schotel tasten..." (p. 74) want het eerst tasten, dat is het voorrecht van de aanzienlijken (p. 98). En men mag niet kieskeurig zijn : "men moet beleefdelijk alles, wat ons aangeboden wordt, aannemen..." (p. 98).
Aflikken van vingers, mes of lepel is verboden: "daar is niets wanschikkelijker..' (p. 102); men gebruike het servet daarvoor. Tandenstoken is onwelgevoeglijk (p. 108).
Een glas wijn is niet in een teug te legen maar rustig in twee of driemaal (p. 106).
Men gebruike geen ontuchtige taal, woeste of zotte praat (p. 108).
Stel niet zelf voor aan tafel te zingen, spelen of dichten; wacht tot men er een aantal malen op aandringt, en hou het dan kort (p. 116).
Dit alles valt prachtig te duiden in het kader van Het Civilisatieproces (een boek door Norbert Elias); maar een shockerende ontleding van een compleet kalfshoofd aan tafel laat weer een onverwacht facet zien (p. 90).
Woonfuncties. Nog niet alle woonfuncties hadden een een vaste plaats in huis. Vetrekken werden voor verschillende doeleinden gebruikt. Er kon gegeten en geslapen worden in de keuken en in de grote zaal, en de aanwezigheid van bedden zegt niets over het dagelijkse of juist specifieke gebruik. Eettafels konden in principe overal worden opgesteld. (Pijzel, Pronkpoppenhuis, 2000, p. 401, noot 151.). UIttrekkende tafel ook genoemd in Fock 2001, p. 24.
Noot : Dit voorwerp is als onderdeel van de Vermeer-inventaris op 29 februari 1676 in Delft opgeschreven door de klerk van notaris J. van Veen, in het huis aan de Oude Langendijk, hoek Molenpoort van de kort daarvoor overleden schilder Johannes Vermeer. De transcriptie van dit voorwerp is gebaseerd op de publicatie van het volledige document door A.J.J.M. van Peer, "Drie collecties..." in Oud Holland 1957, p. 98-103.C. Willemijn Fock, Titus M. Eliëns, Eloy F. Koldeweij, Jet Pijzel Dommisse, Het Nederlandse interieur in beeld 1600 - 1900 Waanders, Zwolle 2001.
Afbeelding(en) uit Jet Pijzel-Dommisse,Het Hollandse pronkpoppenhuis, Interieur en huishouden in de 17de en 18de eeuw, Waanders, Zwolle; Rijksmuseum, Amsterdam, 2000, afb.135, 552.
Jacob Graal [auteur en uitgever], De Hoofsche Welleventheid en Loffelijke Welgemaniertheid, By alle voortreffelijke Luiden in Nederland Gebruykelyk [...] Jacob Graal. 1733.
This page forms part of a large encyclopedic site on Vermeer and Delft. Research by Drs. Kees Kaldenbach (email). A full presentation is on view at johannesvermeer.info.
Launched December, 2002; Last update March 2, 2017.
Back to the Welcome page: click Welcome.s