Bed of bedde wordt in het Thins/Vermeer-huis aangetroffen in een reeks van kamers, waaronder 'Inde koockeucken', Kamer D.
Een bedmatras en het dekbed vormde eens het meest kostbare onderdeel van de inventaris van Vermeer's familielid Neeltge Goris - met een schrikbarende waarde van 60 gulden. (Montias 1989, 57).
Grootmoeder Neeltge Goris was in 1623 ook bekend als "bedde vercoopster".
Een andere bron bevestigt de hoge prijs van een bed - en legt uit dat men zich drie lagen moet voorstellen: Een platte bodem-matras gevuld met bedstro, of paardenhaar of zeegras. Daarboven lag een ander matras gevuld met veren, dons of kapok, een produkt dat aan bomen groeit. Een mens sliep boven op deze twee lagen en werd bedekt met lakens en dekens. (Wijsenbeek, p. 182-183)
Dagelijks werden de lakens en dekens van de bedden afgehaald en zo opgevouwen dat hoofd- en voeteneinde niet verwisseld konden worden. De kussens moesten worden opgeschud en een uur lang gelucht "om de vederen te doen droogen, die anders klonteren" Vervolgens moesten de bedden in de bedsteden weer worden opgemaakt. (Pijzel, Pronkpoppenhuis, 2000, p. 168).
Kledingdeskundige Marieke de Winkel bericht in 2001: Soms wordt 'bedde' ook gebruikt voor het matras zelf of het hele bed compleet. Zie: ook Peuluw.
Zie ook zwangerschap en seksualiteit.
Noot : Dit voorwerp is als onderdeel van de Vermeer-inventaris op 29 februari 1676 in Delft opgeschreven door de klerk van notaris J. van Veen, in het huis aan de Oude Langendijk, hoek Molenpoort van de kort daarvoor overleden schilder Johannes Vermeer. Op dat moment woonde zijn vrouw Catherina daar nog met 11 kinderen en haar moeder, Maria Thins.
De transcriptie van dit voorwerp is gebaseerd op de publicatie van het volledige document door A.J.J.M. van Peer, "Drie collecties..." in Oud Holland 1957, p. 98-103. Termen zijn opgezocht in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), begonnen in 1882 door De Vries en Te Winkel. Textieltermen zijn in 2001 welwillend toegelicht door kunsthistorica Marieke de Winkel.
Afbeelding(en) uit Jet Pijzel-Dommisse,Het Hollandse pronkpoppenhuis, Interieur en huishouden in de 17de en 18de eeuw, Waanders, Zwolle; Rijksmuseum, Amsterdam, 2000, afb. 164 en 165.
Montias, J.M., Vermeer and his Milieu, A Web of Social History, Princeton 1989.
Wijsenbeek-Olthuis, Th., Achter de gevels van Delft. Bezit en bestaan van rijk en arm in een periode van achteruitgang (1700-1800) [Hilversum 1987].
This page forms part of a large encyclopedic site on Vermeer and Delft. Research by Drs. Kees Kaldenbach (email). A full presentation is on view at johannesvermeer.info.
Launched December, 2002; Last update March 2, 2017.
Back to the Welcome page: click Welcome.