Bevallingen, en de rol van vroedvrouwen en vroedmannen

Nieuwe vondst: verbazingwekkende medische v@ginale massages (zie tekst middenonder).

 

Johannes Vermeer en zijn vrouw Catherina Bolnes huwden in 1653 op jonge leeftijd: hij was op dat moment slechts 20 jaar oud en zij 21 jaar oud. Catherina werd in de loop van hun 22-jarig huwelijk, dat duurde tot Johannes' dood in december 1675 niet minder dan vijftien keer zwanger, een uitzonderlijk groot aantal. De kinderen werden thuis geboren. Elf kinderen waren in leven in het voorjaar van 1676. In huize Thins/Bolnes/Vermeer moeten tradities en rituelen rond zwangerschap en geboorten een rol van betekenis hebben gespeeld.

In april 1632 deed Beatrix Gerrits een aanvraag om "stads-vroedvrouw" te worden in Gorinchem. Zij was de tweede vrouw van Meester Reynier Balthens (Johannes Vermeer's oom). Montias Vermeer and his Milieu, 1989, p. 88.

Deze tekst geeft een indruk van de tradities en de toen heersende gewoonten en opvattingen wat betreft zwangerschap en geboorten. Daarbij komt ook de rol van vroedvrouwen ter sprake, de meest professioneel georganiseerde groep vrouwen in de zeventiende eeuw.

 

Taken van vroedvrouwen

Vroedvrouwen konden en mochten volgens de regels maar één bevalling tegelijk begeleiden, en als de bevalling eenmaal begonnen was, mochten zij niet even weggaan naar een andere bevalling. Zwangere vrouwen bespraken daarom ruim vantevoren een vroedvrouw voor de naderende geboorte.

Wanneer de weeën begonnen waren, haalde iemand uit de omgeving (de echtgenoot, een buurvrouw, meid of knecht) de vroedvrouw. De vroedvrouw was op dat moment verplicht te komen. Het huis werd voor de bevalling klaar gemaakt door buren, familieleden of de meid van de zwangere. Met name de aanwezigheid van de vuurmand/vuurkorf, de wieg, de luiers en het bed waren van belang (Van der Borg, p. 30). De echtgenoot was normaal gesproken afwezig bij de bevalling. De aanwezigen waren bijvoorbeeld vrouwelijke buren, familieleden of vriendinnen (Carasso 1987, p. 20).

Tijdens de bevalling zat de kraamvrouw op een baarstoel, of op een matras in de bedstede. De bedstede was echter aan drie zijden gesloten en was dus niet erg handig voor de omstanders. In de kamer kon ook een losstaand laag bed worden gemaakt door een aantal stoelen met de rug op de grond te plaatsen, en daarop een matras te leggen. Deze tijdelijke opstelling werd een 'kortbed' genoemd. Soms zat de barende vrouw op de schoot van een vrouw, de 'schootster'. (Van der Borg, p. 31).

De vroedvrouw of vroedmeester stond, knielde of zat tussen de benen van de barende vrouw. Haar beide benen werden - wijdbeens - vastgehouden door andere vrouwen. De rokken van de barende vrouw werden opgetrokken, zodat deze niet vies zouden worden door de vrij komende vloeistoffen. Kamers werden in het algemeen spaarzaam verwarmd. Om geen kou te lijden sloeg men van boven af een deken over de benen heen. De vroedvrouw begeleidde de geboorte en ze paste indien nodig handgrepen toe om de geboorte te bespoedigen. Ze ving de pasgeborene op en knipte de navelstreng door. Daarna legde zij het kind in doeken en gaf het aan een van de omstanders die de baby en de navelstreng controleerde op eventuele gebreken of problemen. Tenslotte zorgde de vroedvrouw dat ook de placenta compleet uit de baarmoeder kwam; deze toonde zij ter controle aan omstanders. Daarna werd de kraamvrouw verzorgd en in bed gelegd. De baby werd bij de vuurmand gebakerd en aan de vader van het kind aangeboden, die de vroedvrouw een traditionele fooi gaf. Door de omstanders werd direct daarna een geboortemaaltijd klaargemaakt (Van der Borg, p. 31).

Benodigdheden

Baby-uitzet en positiekleding. Bij een bevalling waren nodig een vuurmand, wieg, luiers, tobbe; een zit- of ligplaats; twee stoven ; doeken, vet; eventueel een kamerscherm. De vroedvrouw bracht zelf ook een aantal zaken met zich mee: een sluitband en een schaar; materiaal om de navelstreng af te binden; verzachtende oliën, een catheter, een klisteerspuit. Dat waren haar professionele spullen. Maar haar karakter en haar psychologisch optreden waren op zo'n spannend, voor de moeder of kind soms levensbedreigend moment, ook van zeer groot belang. Als persoonlijkheid bracht zij in het beste geval flinke kordaatheid en een uiterlijke rust met zich mee. Als de geboorte fout ging, gaf ze woorden van troost in de ellende en nood. De statistiek gaf reden tot zorg: van elke 1000 barende vrouwen stierven er 14 aan de gevolgen. (Carasso, 1987, p. 2).

V@ginaal* stimuleren

We zien verbazende details in Catherine Blackledge, The Story of V, London, Weidenfeld and Nicholson. Ik las de Nederlandse vertaling: Het verhaal van V., Het boek dat begint waar De Vagina Monologen ophouden. Pagina 273 + 291 + 345.

(* de 1 en de @ heb ik ingevoegd om te voorkomen, dat deze site wordt geblokkeerd door kuisheidsfilters.)

Het met vibratie stimuleren van de v@gina was een normale taak van artsen vanaf de antieke tijd (zie de op dat gebied zeer openhartige geschriften van Galenus die leefde van 129-200 n. Chr en van Äetius van Amida, die leefde van 502-575). Tot in de zeventiende eeuw hadden artsen nog steeds de overtuiging dat het vasthouden van zaad in het lichaam gedurende een te lange tijd slecht was voor de gezondheid. Niet alleen van mannen maar ook voor vrouwen, die ook geacht werden zelf zaad te produceren en vast te houden, in het bijzonder bij vrouwen als ze maagd of net weduwe waren en geen regelmatige sexuele omgang hadden en die als gevolg daarvan tekenen van nerveuze spanning lieten zien.

Teneinde spanningen te verlichten bij deze vrouwen voerden artsen en vroedvrouwen massage uit van de v@gina zodat een org@sme kon volgen en een uitvloeing van v@ginale 'zaad' sappen. Vroedvrouwen gebruikten ook heerlijk geurende oliën aan de binnenzijde van de vagina of brachten pen1s-vormige voorwerpen in.

Dokters adviseerden aan getrouwde vrouwen die aan 'hysterie' leden om vaker de liefde te bedrijven met hun man. (Blackledge p. 273). Aan het einde van de zeventiende eeuw kwam de medische opwekking van orgasme in de vagina door de dokter steeds meer onder kritisch vuur te liggen en lieten artsen het werk liever aan anderen over. In het begin van de zeventiende eeuw adviseerde de arts Pieter van Foreest in het geval van suffocatio ex semen retento : "We achten het noodzakelijk een vroedvrouw om assistentie te vragen, zodat zij met één vinger erbinnen de geslachtsdelen kan masseren. waarbij ze de olie van leliën, muskuswortel, krokus of [iets] dergelijks gebruikt. En op deze manier kan de getroffen vrouw tot een paroxisme (=orgasme) worden opgewekt." (Blackledge p. 345).

Artsen lieten deze manuele taak dus graag over aan de vroedvrouwen die op dat gebied wel een heel bijzondere taak er bij kregen: "Laat de vroedvrouwen haar vingers insmeren met [...] jonge makreel vermengd met muskus, ambergrijs, civet en andere zoete poeders, en laat haar daarmee de bovenkant van de hals van de baarmoeder wrijven of kittelen, die raakt aan de binnenste opening."

Een andere toen geaccepteerde theorie was dat de uterus (baarmoeder) aan het wandelen kon slaan in het buikgebied en zelfs geheel naar boven tot aan de keel. Die wandeling kon leiden tot verstikking van de baarmoeder, ook wel aangeduid als 'hysteria'. Om dit probleem op te lossen werden in of bij de vagina als lokkertje zoet ruikende aromatische oliën ingebracht, zodat de baarmoeder daar gaarne in de buurt bleef. Kruiden werden ook gebrand (gember, laurier) en de dampen werden toegelaten in de vagina door het inbrengen in de v@gina van een hol pen1svormis instrument met vergiet-gaten. (Blackledge, illustratie op p. 290).


Een zeventiende eeuwse v@ginale dild0

(de 1 en de @ voorkomen dat deze site wordt geblokkeerd door filters voor jeugdigen)

Andere taken

Bijkomende taken waren het doen van lichamelijk onderzoek bij zwangere vrouwen en (na de geboorte) bij pasgeboren baby's. Bij de geboorte van een buitenechtelijke kind had zij als taak de naam van de vader op te vragen en daarvan verslag doen bij de overheid. Een andere taak was het onderzoeken van het lichaam van een doodgeboren of kort na de geboorte overleden kind. Tenslotte moest zij (mede) de opleiding van aspirant-vroedvrouwen verzorgen (Van der Borg, p. 40).

Het werd de vroedvrouw verboden de doop uit te voeren. Als men vreesde voor het leven van de baby werd door de vroedvrouw wel een 'ga-doop', 'gauwdoop' of, 'nooddoop' uitgevoerd door vroedvrouwen, maar deze praktijk werd in 1589 streng verboden door de Hervormde Synode van Gouda. Alle dopen moesten in kerken worden uitgevoerd. Of dat gebeurde was natuurlijk een tweede. (Van Peer, Archief, 1960, p. 300.)

Lees over borstvoeding en moedermelk. 

Rechts een doopluier uit het poppenhuis van Dunois, Rijksmuseum, Amsterdam.

 

 

Kraamkloppertje aan de voordeur als geboorte-aankondiging

 

Positie van vroedvrouwen

Vroedvrouwen waren in een bepaalde stad hetzij vrij gevestigd, ofwel door de overheid van die stad in loondienst aangesteld; zij waren lid van het chirurgijnsgilde en daardoor - als vrouw - de meest geëmancipeerde beroepsgroep.

In de zeventiende-eeuwse Republiek speelde de vroedvrouw bij geboorten een belangrijke rol. Ze werkten onder reglementen (keuren) die door de stedelijke overheid waren opgesteld. Hun opleiding, diplomering en aanstelling waren nauwgezet geregeld. Vroedvrouwen kwamen in de steden in de leer bij het plaatselijke chirurgijnsgilde, waar een vroedmeester aan verbonden was. Hij was ofwel een in verloskunde gesprecialiseerde chirurgijn ofwel een medicus doctor met bijzondere ervaring en vaardigheden. Bij probleemgevallen bij geboorten moesten de vroedvrouwen onmiddelijk advies inwinnen bij een vroedmeester of medicus-doctor; maar de geboorte bleef onder begeleiding van de vroedvrouw. De stedelijke regelingen waarborgden een goede opleiding en kwaliteit ; ze boden tevens bescherming tegen concurrentie van buitenstaanders (Houtzager p. 43).

Boven: Nederlandse editie van het boek van Louise Bourgeoise, vroedvrouw van het Franse koningshuis. In 1658 in Delft uitgegeven door Arnold Bon. Die was in 1667 tevens de uitgever van een boek over Delft met een lofdicht van zijn hand op Fabritius en Vermeer. Exemplaar in Gemeentearchief Delft. Foto copyright Kaldenbach.

 

Lage standing

 

Vroedvrouwen werden volgens bepaalde historische bronnen slecht betaald voor hun kernactiviteit, het bieden van hulp bij het baren. Daarom namen zij nevenfuncties aan - zoals het in huis nemen van zwangere vrouwen en het bakeren van zuigelingen (Van der Borg p. 12). Terne schrijft in 1784 dat vroedvrouwen in het algemeen door de maatschappij niet erg hoog werden geacht tijdens de 17de en 18de eeuw. Het was werk voor weduwen en mindere volksvrouwen (Van der Borg, p. 13). In Leiden zijn in de 17de eeuw tien vroedvrouwen aktief; in de 19de eeuw slechts vijf (Van der Borg, p.21). Zij stonden in een soms ongunstige concurrentiepositie ten opzichte van accoucheurs (vroedmannen) en geneesheren. Er werd vaak kwaadgesproken over vroedvrouwen. Tegen het einde van de zeventiende eeuw werd de positie van vroedmannen versterkt ten nadele van vroedvrouwen (Van der Borg p. 41).

In landelijke gebieden waren vroedvrouwen veelal "autodidact"; zij verkregen de noodzakelijke kennis en ervaring voor het vroedvrouwenambacht door de praktijk, wellicht door het vergezellen van andere vroedvrouwen. (Houtzager p, 41, 43; Schrader p. 52).

Voor de aanstelling van een stads-vroedvrouw in Arnhem werden in 1726 vacature-advertenties geplaatst in couranten in Amsterdam, Leiden, Delft en Den Haag (Van der Borg p. 24). Bij de procedure behoorde een selectie van de sollicitatiebrieven, een sollicitatiegesprek, het controleren van getuigschriften, en een examinering, waarna de eedsaflegging en aanstelling plaats vond. In Arnhem werd een salaris betaald bestaande uit een bedrag op jaarbasis en een bedrag per bevalling (Van der Borg p. 24). Als vroedvrouwen na een strenge selectieprocedure werden aangenomen in een andere stad, dan verhuisden haar man en kinderen vaak mee, en verwierven ook het burgerrecht van de nieuwe stad. Dat wijst op een maatschappelijke positie van belang. Vroedvrouwen verdienden evenveel geld als mannelijke ambachtslieden, dat wil zeggen ongeveer 2 gulden per werkdag rond 1660 (Van der Borg p. 129).

Het werk van vroedvrouwen bracht hen bij dag, maar meer nog bij nacht en ontij in de woonhuizen van alle mogelijke bevolkingsgroepen. In veel gevallen zal de bevalling hebben plaatsgevonden in donkere, slecht verlichte en geventileerde woonruimten, soms op vaak onder minder hygienische omstandigheden. Desondanks lag in Nederland het aantal levendgeborenen per 1000 geboorten relatief hoog. Rond 1850 stierven 25 van elke 100 baby's tijdens of vlak na de geboorte.

 

Wellicht de ouste bewaarde Nederlandse stedelijke keur op dit gebied is die van de stad Delft, uit 1656. Andere steden volgden de keuren pas later - bijvoorbeeld die in Amsterdam in 1668, en die in Utrecht in 1778 (Houtzager p. 45). Reeds voor het jaar 1656 was in de Delftse stedelijke praktijk reeds een traditie van exameneisen gerealiseerd.

Hierna volgt de volledige tekst van deze stedelijke keur:

Originele tekst , Delft 1656

Moderne verkorte versie

Dat de voorn. vroedvrouwen oock het gilde van de voors Cirurgijns soude mogen zijn subject ende jaarlijks nevens deselve haer gelt betalen. Soo ist dat de opgemelde Heeren van de Weth considereerende de importantie van de voors sake en alvorens hier op gehad hebbende het advijs van stadts medicijns omme soveel als doenlijck alle ongelucken door de voorn naerlatigheijt veroorsaeckt werdende voor te comen goed gevonden hebben en geordonneert gelijk zij goed vinden en ordonneren mitsdezen dat so haestig selve een quaade geboorte comt te presenteren ofte dat de nageboorte aengroeijt en niet wel te krijgen is ofte de streng van dien bij ongeval van herden dewegangh ofte anders mochte comen te breken de vroedvrouwen gehouden sulle zijn een ervaren medicijn te doen roepen ten eijnde de selve haer raed geven can hoe sij sig in sulcken geval sullen hebben te dragen

dat mede als de nageboorte niet heel maer aen stucken gaet de meergementioneerde vroedvrouwen haer niet bevordren sullen deselve weg te doen often in 't vuer te werpen voor en al eer sij aen een ervaren medecijn sullen hebben vertoont om te weten of deselve daer oock geheel sij oftte niet waerdoor anders menogmael veele doodelike accidenten en sieckten voortcomen dit alles op een boete van vijftich gulden en arbitrale corectie van schepenen

dat verders deselve vroedvrouwen sig sullen hebben te wagten aen craemvrouwen eenige drancken poeijerkens of iet anders van consequentie in te geven ten warewat olije van zoete amandelen tusschen moeder en kint een lepeltje caneelwater camille bier ofte iet diergelijke van wijnigh importantie maer het selvige als buijten haer professie en boven haer kennisse sijnde de sorge van den medecijn bevolen laten op de boete van tien gulden telcken te verbeuren ende ten eijnde hetgeene vorss is te beter soude connen nagecomen en achter volght werden

hebben de opgemelte Heeren goedgevonden gelijk zij goedvinden mits desen dat de voorn vroedvrouwen als mede andere bijmeesteressen van nu voortaen het chirurgijns gilde sullen sijn subject en jaarlijks nevens deselve mede haer gildegeld betalen sullen daer vorch de dickgemelte vroedvrouwen niet alleen genieten het recht van op de Anatomi kamer van de Chirurgijns haer examen te mogen doen maer sal oock den Doctor Anatomicus gehouden sijn sig als een vrouwelijk subject presenteert voo de selve particulierlijk in 't bijwesen van Stads Doctoren een demonstratie van de lijffmoeder en deszelfs appendentien te doen. Ende op dat het geene voorss. tot beter kennisse van de vroedvrouwen mochte comen sal ieder van deselve vroedtvrouwen dese in copie worden toegesonden omme haer daer naer te reguleren.

Gedaen bij de Heeren van de Weth den 11 September 1656.

De vroedvrouwen worden lid van het Chirurgijnsgilde en betalen het gilde een jaarlijks bedrag.

Op advies van de stads-artsen zullen zij zo mogelijk ongelukken voorkomen, die door nalatigheid veroorzaakt worden.

Zo gauw een moeilijke geboorte plaatsvindt, of de nageboorte vast blijft zitten of de navelstreng mocht breken, dan dienen de vroedvrouwen een ervaren arts te roepen voor advies

Als de nageboorte niet als geheel naar buiten komt mogen de vroedvrouwen het niet in het vuur werpen, maar moeten het eerst tonen aan een ervaren arts; want daaruit komen veel ongelukken en ziekten voor.

Dit alles op een boete van f 50,- en een correctie door een rechterijke straf door de schepenen.

Dat de vroedvrouwen aan kraamvrouwen geen medicijndranken of -poeders geven behalve amandelolie, kaneelwater of andere zaken van ondergeschikte betekenis.

Overige medicijnen moeten worden overgelaten aan artsen, op straffe van f 10,-

Vroedvrouwen hebben het recht op onderwijs in de anatomiekamer van het Chirurgijnsgilde. Indien een vrouwelijk kadaver aanwezig is, dan zal er door de Anatoom onderwijs gegeven worden over de baarmoeder en daarmee verbonden organen.

Deze brief zal in kopie aan alle vroedvrouwen worden gezonden zodat zij zich zullen voegen naar deze regels.

Gepubliceerd door de Delftse Wethouders op 11 september 1656

 


 

Termen, verschijnselen, opvattingen en folklore rondom de geboorte

 

Baker. Vrouw die zorgt voor het bakeren (strak inzwachtelen) van een zuigeling. Daardoor krijgt het kind minder prikkels van buiten en wordt het kind rustig. Gaf de baker ook moedermelk?

Bakerlied. Wiegelied, gezongen door de baker.

Bakermat, Bakerkorf. WNT II,1, kol. 883: "Eene langwerpige, lage mand, ook wel een houten bak, die, voor het vuur staande, tot zitplaats diende voor een baker, wanneer deze het op haar schoot liggende kind verzorgde."

Bevalling zie Reis.

Borstvoeding. Borstvoeding werd niet op vaste tijden gegeven maar wanneer de zuigeling er om vroeg, althans in het gezin van Hermannus Verbeecq en zijn vrouw Clara (Dekker p. 50).

Deurzichten. Gebruik waarbij buurtgenoten op de kraamvisite komen en dan linnenkast en luiermand opent om naar de uitzet te kijken om daar commentaar op te leveren (Speet, p. 136.).

Moeilijke geboorte. De overtuiging heerste dat een moeilijke geboorte veroorzaakt werd doordat een zwangere vouw zich niet voldoende in acht had genomen tijdens de zwangerschap (Schrader, p. 33).

Kraamkloppertje. (zie foto en omschrijving boven)

Kandeel / Karndeel. Warme wijn, gekruid met kaneel en kruidnagelen, genoemd in het Memoryboeck van Catherina Geertruida Schrader, p. 34. Zie ook Speet, p. 136. Er werd na de geboorte ook wel jenever of brandewijn met suiker geschonken.

Kortbed. In de kamer kon een losstaand laag bed worden gemaakt door een aantal stoelen naast elkaar met de rug op de grond te plaatsen, en daarop een matras te leggen. Dit werd een kortbed genoemd (Van der Borg, p. 31).

Kraamschudden. Noord-Nederlandse term voor het tonen van de zuigeling aan vrouwelijke buurtgenoten, enkele dagen na de geboorte. In Brabant heete het "met den krommen arm gaan" en in Limburg "met den eierschaal gaan", uitdrukkingen die slaan op het meebrengen van geschenken voor de kraamvrouw (Speet, p. 136).

Kraamroemer. Speciaal feestglas voor heildrank na de geboorte. Exemplaar in Stedelijk Museum Lakenhal, Leiden. (genoemd in Tent Cat De Gouden Eeuw viert feest, Frans Hals Museum 2011, p. 124. Bevat misschien de drank kandeel, gemaakt van wijn/brandewijn, eideren, kruidnagelen, suiker, kaneel ).

Pap-voeding. De overgang van borstvoeding naar pap-voeding, op de leeftijd van 9 a 12 maanden, werd riskant geacht (Dekker, p. 51). Zie warme melk in de pot onder de kakstoel: wormenkuur.

Pillegift. Een uitgestelde gift, door peetvader of peetmoeder beloofd bij de doop, en pas geschonken als (na een flink aantal maanden of een jaar) bleek dat het kind nog in leven was. Bijvoorbeeld een gouden ketting of hangertje, of familieportretten. (Kooijmans, Vriendschap, p. 94).

Reis. Term voor "craem" of bevalling (Van der Borg, p. 31). De weeën worden ook wel als "kraken" aangeduid (Dekker, p. 49).

Schootster. Soms zat de barende vrouw op de schoot van een vrouw, de schootster (Van der Borg, p. 31).

Schrader ('Vrouw Schrader'). Vroedvrouw; schreef het 'Memoryboeck van Catherina Geertruida Schrader' (1656-1745). Schrader leidde in totaal 3.060 bevallingen die zij noteerde op de 544 folio's van haar Memoryboeck. De jongste ongehuwde moeder op deze lijst was 16 jaar, de oudste ongehuwde vrouw was 40 jaar (Heruitgave Schrader, p. 32).

Sterke drank zie Kandeel.

Sugers zie Vlygers.

Verzien. Overtuiging dat aan het ongeboren kind een afwijking kan worden gegeven door een sterke emotie van de zwangere moeder, meestal door een waarneming. (Schrader, p. 33.)

Vlygers, sugers. Vrucht die zich in de baarmoeder als mola of klompvlees ontwikkelt.

Vuurmand. WNT XXIII kol. 1430: "1) Mand in de kraamkamer waarin zich een test vuur bevindt en waarboven het linnen, de kleeding, inz. de luiers gedroogd worden en waarvóór het kind wordt gebakerd."

Wieg. WNT XXV, kol. 2338: Mand- of bakvormig bedje, ledikantje voor zuigelingen, veelal inz. vroeder tijden , met gebogen onderstel of (aanvankelijk) in hangconstructie waardoor het in een schommelende beweging kan worden gebracht (soms voorzien van kap en gordijntjes)." Document uit 1658: heden maakt men ze van mandewerk in de gedaante van een langwerpige bun, welke aan het hoofdeinde een holrond verhemelte heeft." "Deze bun of wieg staat op twee afgeronde schenkels, die als de wieg bewogen wordt eene wippende beweeging verkrijgen, welke men door het heen en weer trekken van eene koord of een touw gaande houdt." (bron: Berkhey, N.H., 1234, jaar 1773).

Woudreis, zie Reis. In Leeuwarden werd de term "woudreis" gebruikt. (Van der Borg, p. 31).

Historische documenten met daar in deze en andere termen zijn te vinden op de web site van de Koninlijke Bibliotheek:>http://www.kb.nl/kb/kbschool/hr/site/zoek.gen.html


Literatuur:

Jan Baptist Bedaux en Rudi Ekkart, (red.) Kinderen op hun mooist. Het kinderportret in de Nederlanden 1500-1700. Ludion Gent/Amsterdam. Tentoonstelling Frans Halsmuseum, Haarlem 2000 en Koninklijk Museum van Schone Kunsten, Antwerpen 2001.

Helena Adelheid van der Borg. Vroedvrouwen: beeld en beroep. Ontwikkelingen in het vroedvrouwschap in Leiden, Arnhem, 's Hertogenbosch en Leeuwarden, 1650-1865. Wageningen Academic Press, Wageningen, 1992.

Catherine Blackledge, Het verhaal van V, Amsterdam, M / de Boekerij, pag. 273 + 291.

Dedalo Carasso en Annemarie de Wildt. Een kind onder het hart ; zwangerschap en geboorte in de 17de en 18de eeuw. Catalogus van tentoonstelling in het Amsterdams Historisch Museum, 1987.

Jacob Cats. Houwelick (...) 1625.

Rudolf Dekker. Uit de schaduw in 't grote licht. Kinderen in egodocumenten van de Gouden Eeuw tot de Romantiek. Wereldbibliotheek Amsterdam, 1995.

Barbara Duden, Geschichte des Ungeborenen : zur Erfahrungs- und Wissenschaftsgeschichte der Schwangerschaft, 17. - 20. Jahrhundert / hrsg. von Barbara Duden ... Göttingen : Vandenhoeck & Ruprecht, 2002. - 328 S. : Ill., graph. Darst. (Veröffentlichungen des Max-Planck-Instituts für Geschichte ; 170) [ISBN 3-525-35365-0]

Donald Haks, Huwelijk en gezin in Holland in de 17de en 18de eeuw. Van Gorcum Historische Bibliotheek, nr 98, Assen, 1982.

Dr. H.L. Houtzager. Medicijns, Vroedwijfs en Chirurgijns; schets van de gezondheidszorg in Delft en beschrijving van het Theatrum Anatomicum. Rodopi, Amsterdam, 1979.

Dr H.L. Houtzager, Wat er in de kraam te pas komt. Opstellen over de geschiedenis va de verloskunde in Nederland. Erasmus Publishing, Rotterdam 1993.

Renée Kistemaker (red.) Een kind onder het hart. Verloskunde, volksgeloof, gezin, seksualiteit en moraal vroeger en nu. Meulenhoff Informatief, Amsterdam en Amsterdams Historisch Museum, 1987.

Luuc Kooijmans, Vriendschap en de kunst van het overleven in de zeventiende en achttiende eeuw. Amsterdam, Bert Bakker, 1997.

A.J.J.M. van Peer, 'De doop van Jan Vermeer' in Archief voor de geschiedenis van de katholieke kerk in Nederland, 2e jrg, afl III, nov. 1960, p. 299-307.

A.J. van Reeuwijk. Vroedkunde en vroedvrouwen in de Nederlanden in de 17de en 18de eeuw. Dissertatie, 1941 (collectie UB UvA)

G.D.J. Schotel Boektitel? . 1903, hoofdst 2-6, genoemd in Tent Cat De Gouden Eeuw viert feest, Frans Hals Museum 2011, p. 124 over De Kraamvisite.

C.G. Schrader's Memoryboeck van de Vrouwens. Het notitieboek van een Friese vroedvrouw 1693-1745. Bewerkt en ingeleid door Drs. M.J. van Lieburg. Rodopi, Amsterdam, 1984.

Marijke Spies, Des mensen Op-en Nedergang, literatuur en leven in de Nooordelijke Nederlanden in de zeventiende eeuw. Bulkboek Amsterdam/Barneveld, 2nd ed. 1985.

 

 

This page forms part of a large encyclopedic site on Vermeer and Delft. Research by Drs. Kees Kaldenbach (email). A full presentation is on view at johannesvermeer.info.

Launched December, 2002; Last update March 1, 2017.

Back to the Welcome page: click Welcome.