Stadhuis

Text in English

Het Delftse Stadhuis of Raadhuis op de Markt is een wonderlijk groot monumentaal gebouw. Van het oorspronkelijke stadhuis-gebouw, dat afbrandde in 1618, bleef alleen de zware toren achteraan in het midden over. In 1620 werd de rest van het gebouw werd er om heen gebouwd door de architect Hendrick de Keijser (1565-1621) in een feestelijke stijl die wel als de 'Noordelijke Renaissance' wordt aangeduid.

Van Bleyswijck helpt ons een rondgang te maken door het stadhuis omstreeks het jaar 1667. De nu volgende tekst van een rondleiding is gebaseerd Van Bleijswijck en op een artikel geschreven door A de Groot.

Voor- zaal of Burgerzaal, de entree-hal. (C). Dit was "een bequame wandel-plaets voor de Burgers en alle andere die in Burgermeesteren ofte Schepenen-Camer yetwes hebbende te doen/ dickwils d'een om d'ander wachten moeten" In de Voorzaal mochten ook "eenige Koop-luyden ofte Kramers op den omme-gangck ofte Kermis en Kase-Marckten voorstaen/ met Boecken / Kaerten / Schilderyen / Prenten en Papier-kunst".

De macht van de stad om zowel te besturen als te straffen werd getoond met een zware houten mantel, de "houte Huyck", een "sonderlingh Instrument van straffe", dat "tot een publijck exempel" midden in deze zaal aan één der zolderbalken was opgehangen.

Net als in andere stadhuizen in Holland was ook in deze grote hal in Delft de Vierschaar goed zichtbaar. Het was opgesteld achter de arcade, "met Tafel en Bancken bequaemlijck voorzien". In de Vierschaar werd "alle Woensdagen ende Saturdagen / uytgesonder de vacantien Stadts Rolle te houden / de Decreten te pu- bliceren/ oock doorgaens misdadigen haer Sententien voor te lesen / en gemeene Landts en Stadts Pachten te verhuyren".

Aan de achterwand hing tenslotte nog "Het oordeel van Salomo", van Pieter van Bronckhorst.

 

Weeskamer (E)

De Weeskamer met zijn rode zandstenen vloer was betrekkelijk eenvoudig ingericht. Rechts stond een wandkast. Aan de westzijde, boven de schoorsteen hing een Ecce Homo, dat "verwonderlijck wel gheschildert" was, "en noch soo vers of het onlanghs was ghedaen". In de Weeskamer hing ook een portret van Johannes Koelman, rector van het St. Agathaklooster door Maerten van Heemskerck, enver der een "grouwelijcken Ys-gangh" te Delfshaven op 2 januari 1565; verder enkele schilderijen en kaarten "van minder waerden".

Secreet vertrek (G)

Naast de Bodenkamer (F) lag het Secreet Vertrek, waar de burgermeesteren "haer geheymste Papieren en Brieven in verbergen". Dit vertrek was alleen bereikbaar via de Burgermeesterenkamer.

Burgermeesterenkamer (H)

In de Burgermeesterenkamer stond een "Baricade ofte hecken" waar achter de burgermeesteren zitting hielden; "buyten dit af-schutsel of dese leuninge werdt een yegelijck audientie gegeven die Burgermeesteren yetwas aen te dienen of te spreecken hebben", binnen het hek stonden "Tafel en Stoelen tot dienste van de Heeren / een weynigh van de gemeene gront verheven".

De inrichting was met zorg samengesteld om een verheven atmosfeer te scheppen, die tegelijk de nodige distantie schiep tussen het gewone volk en de Heren der Wet. Het stadsbestuur had, om dit gewenste effect te bereiken, een reeks van minstens vier tapijten besteld. Simon de Vlieger was waarschijnlijk de kunstenaar die de ontwerpen, de "cartons" leverde voor de tapijtwevers. De productie vond plaats in 1640-1641 in het atelier van Maximiliaen van der Gucht. Deze hingen in de Burgemeesterskamer vanaf een hoog lijstwerk af tot aan de grond.

 

 

 

 

 

 

Verder was er een reeks "tapijte cussens" gemaakt in de zelfde werkplaats. Van Bleijswijck beschrijft het effect:

De wandtapijten vertoonden voornamelijk allegorische figuren, wapens en lofwerk. Bij binnenkomst zag men eerst "het Wapen van de Stadt in 't groot/met Lofwerck van allerley Boomgaerd en Tuyn- gewasch om-vlochten/ gekroont door twee Engelen met dubbelde Lauren/waer achter uyt aen de eene zijde komt de Speer van Minerva ofte Pallas, Goddinne van de Wijs- heydt met haer toe-ge-eygende Vogel de nacht-uyl / de gaef van onderscheyt uytbeeldende (. ..). Aen d'ander zijde siet men het Caduceum of den Slangen-staf van Mercurius, Godt van de welspreeckentheydt (. ..) waer by is gevoeght den Haen de wackerheyt te kennen geven- de (. ..). 'Verder staet het Wapen tusschen twee Water- Goden/ misschien uyt-beeldende de twee Revieren den Rhijn ende de Mase/(. ..) ofte anders vertoonende de Rivieren de Mase en de Schie (. ..) oock siet (men) in het Perspectijf eenige Scheepkens en Vaertuygh over Zee en Stroomen: den eenen heeft een uytstortend Water-vat daer hy op leunt nevens hem (. ..) de andere de gedaente hebbende van een Vrouwe/mede leunende alsden voor- gaende: tusschen haer beyden onder het Wapen leydt een Bier-vat als zynde de Inwoonderen deser Stadt door de Brouweryen rijck geworden. Langhs de voor-grondt ; nevens haer / heb je een hoop van allerley groen Revier en sloot-gewasch (. ..) van achteren siet men het water en ter wederzijden een neer-hangende Festoen van Kinck-hoorens en Schilpen". Andere tapijten hadden de volgende voorstelling: "de Wapenen van verscheyde Ambachts-Heeriijckheden / dese Stadt onderhoorigh / ...verciert zijnde met Lof-werck en Festonnen van allerhande Veldt Aerdt en' Boom-gewasch / oock gereedtschap tot de landtbouwery t: / Jacht en Visch-tuygh / Wild-vanck / Gevogelte en Visschen ..." enz. Naast de schoorsteen hing "een Trophee geformeert van de vier Vendelen der Burgerye deser Stadt met hare behoorlijcke onderscheyde Coleuren / midtsgaders vierderley oudt Krijghs-gheweer hier wel eer in ghebruyck zynde gheweest / als de Haecks / Clovenieren [=schutters] / Voet-bogen en Handt-bogen".

Boven deze reeks tapijten, opgehangen aan een latwerk, hingen veertien schilderijen. Vijf er van waren afkomstig uit de Delftse kerken van vóór de alteratie (de revolutionaire geloofs-omslag) van 1572. Behalve een langwerpig zijluik (afkomstig van een drieluik) van Pieter Aertsen, voorstellende "De Opdracht in de Tempel", waren er vier belangrijke werken van Maerten van Heemskerck: Boven de schoorsteen een drieluik met "Ecce Homo" in het midden en op de zijvleugels de stichters en stichteressen met heiligen, o.a. "St. Christophorus". Daarnaast nogmaals een "Ecce Homo", "oock levens groote / maer alleenlijck halve Beelden".

Het schilderij dat hier wordt getoond is overigens niet noodzakelijk dat uit het Delftse stadhuis. Keizer Rudolf II bood tevergeefs 4000 gulden aan de stad Delft, die echter het werk niet wilde verkopen. Omdat Van Heemskerck's stijl uit de mode raakte werd een groep Van Heemskerck schilderijen in 1860 alsnog van de hand gedaan.

Aan de andere zijde van de schoorsteen hing een altaarvleugel met op de ene kant een knielende stichter met St. Paulus, op de andere kant de zgn. Sybilla Erythrea (nu in het Rijksmuseum, Amsterdam); "dit stuck vermidts het aen weder-zijden even schoon is / werdt alle Jaren anders om gehangen".

Het vierde schilderij van Van Heemskerck, "De bewening van Christus", 1566, nu in het Prinsenhof, hing aan een andere wand.

 

Een andere Van Heemskerk, 'de Doornenkroning' uit 1545-1550, is nu in het Frans Halsmuseum, Haarlem.

Negen overige schilderijen waren de door Michiel van Mierevelt in opdracht van de stad geschilderde portretten van leden uit het huis Oranje-Nassau.

 

 

Na 1667 kwam, gepresenteerd in een rijk versierde lijst, de grote Kaart Figuratief er nog bij te hangen, een van de grootste prachtigste vogelvlucht-stadsplattegronden ooit ter wereld gemaakt. Rechts een detail van de Schiedamse en Rotterdamse poorten (die van Vermeer). Met deze kaart, die in afdruk af en toe als relatiegeschenk werd gegeven aan belangrijke gasten, werd Delft letterlijk en figuurlijk "op de kaart gezet".

De glasramen van de drie kruisvensters in de zuidgevel vertoonden "soo onder als boven op een ry in ses Parcken / de Wapenen van de ses groote Steden" (dit zijn in de gebruikelijke volgorde Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden, Amsterdam en Gouda). Het kleine vertrek in de aanbouw achter de Burgermeesterenkamer was met goudleer behangen.

 

De Raadkamer (A)

Dit was "een bysonder geheyme plaetse" binnen de zware muren van de oude toren van het oorspronkelijke raadhuis. Deze zaal kon door drie dubbele deuren bereikt worden, ieder afsluitbaar. Daar ging de " breeden Raedt ofte gantsche Veertigh en Vroedschap alle te ghelijck vergaderen / om in alle Landts en Stadts saecken van groote en hooghe importantie te beraedtslaghen". De wanden waren ook daar behangen met tapijten, in 1662-1663 gefabriceerd bij de weverij van Maximiliaen van der Gucht. De voorstelling toonde "een camer fine lantschappen". De veertigraad zetelde op 40 gewone "Spaensche stoelen" plus één "presidiale armstoel". Het design van het gestoffeerde zitgedeelte was van een grote luxe: "tapijte" bekleding in een patroon van "gezaey- de ofte gestroyde Bloemen, uit het zelfde atelier.

De "Heeren van de Weth" gebruikte ongeveer een derde van deze stoelen; de overige stonden rondom tegen de wanden die met tapijten waren bedekt. De Pensionaris kon plaatsnemen achter "een hooge ofte wat verheven Lessenaer" wanneer die "als Spreecker uyt den naem van de Heeren Burgemeesteren het woordt voert / de raedtslagen voor- stelt / de stemmen collecteert / en uyt de vergaderinghe der Staten van den Lande rapport doet / Etc.".

Schepenkamer (O)

Aan de wanden van de schepenkamer hingen schilderijen en kaarten. Een van de schilderijen, " waer in den Doorluchtigen Prince Willem den Oude leydt doodt geschoten / vergeselschapt met een grote bende ofte reye van Maeghden / uytbeeldende aller- ley Christelijcke / Politijcke en Militaire deughden". Was van de hand van H.G. Pot en dateerde uit 1620. Voor de schoorsteen hing opnieuw een "Ecce Homo" van Maerten van Heemskerck en "recht tegen de Glasen over" een "Mozes en de koperen slang" een groot altaarstuk in grisaille, eveneens van Van Heemskerck. Naast de schoorsteen hing het paneel van de Nieuwekerkstoren vóór de brand van 1536, en "boven het Portael daer men na achter in het Vertreck gaet" hing "De Slag van Constantijn de Grote".

De "verscheyde Kaerten van allerley soort" waren in 1678 opgehangen in indrukwekkende, rijk gesneden lijsten, met zinnebeeldige motieven en opschriften. De vensterglazen bevatten het stadswapen.

Secretarie (N)

De Secretarie, de ambtelijke werkruimten, was zakelijk ingericht , "alwaer alles aengaende de Politie als Keuren / Ordonnantien en Placcaten / Resolutien / Brieven / en Registeren / Etc. (...) beschreven ende gedepescheert werden", was "gestoffeert. ..ende beset met een groote meenichte van geschreven Boecken / Papieren en Bullen die hier be rusten".

De Binnensecretarie (M)

De Binnensecretarie bevatte de belangrijkste archieven en geheime stukken, brandvrij opgeslagen achter een stenen gewelf en een ijzeren deur. Daar hadden "De Heeren Secretarii (die over alle dese dinghen het opsicht ende de directie hebben) haer sit-plaets".

De Tresorie (K)

In de tresorie was "een beknopt vierkant Camertje" werden inkomsten en uitgaven geregistreerd; wellicht was er bij de ingang een balie. Het archief van de tresorie was op de etage er boven, in de 'Tresoriers oude boekkamer' gevestigd.

Schutterskamer (op de etage boven B en Q)

Op de bovenverdieping bevond zich de Schutterskamer waar 's nachts een "roth" of corporaalschap (op zijn Engels een "platoon") schutters de wacht houden. Deze kon snel uitrukken via de "ghemackelijcke Hardt-steene Bordes-trap", midden in deze kamer. Het trapgat midden in die kamer was aan drie zijden met een ijzeren leuning afgezet. De manschappen verwarmden zich 's winters bij de schoorsteen tegen de korte westwand, "ruym en breet om des Winters groote vuyren te kennen aenleggen". De vloer was er met klinkers belegd. Vanaf het trapgat tot aan de schoorsteen stond een lange tafel. Verder waren er turfkisten met er boven "Racken met pinnen om de Mousquetten en Half-Piecken op te hangen".

Goud- en Zilverkeurderskamer

Naast de schutterskamer lag de Goud- en Zilverkeurderskamer waar voorwerpen werden getest op zuiverheid en daarna voorzien werden van de nodige stempels; ook was er de stedelijke Wisselbank gevestigd.

 

Op de markt vond elk jaar in juni de jaarmarkt van 8 dagen plaats, genoemd naar St Odulphus. Linnen, pelzen, schoenen, ijzerwaren waren er te koop en natuurlijk het nodige bier.

Aan de achterkant van het stadhuis, bij de zware toren, rechts van de deur, stond eeuwenlang een kooi met daar in twee arenden. Dat ware de stadsarenden en er was zelfs een oppasser aangesteld om ze te voeren. Als een arend stierf, dan werd steeds een nieuwe aangeschaft, tegen groot geld, meer dan 40 gulden. Deze stedelijke traditie werd verbroken in 1755 om kosten te sparen.

 


Literatuur:

A de Groot, 'het Stadhuis' in De Stad Delft, cultuur en maatschappij van 1572-1667, Vol I, p. 40-51. tentoonstellingscatalogus Museum Prinsenhof, Delft, 1981. A. de Groot schreef ook het voorlopig onderzoeksrapport, getiteld "Overzicht van de bouwkundige geschiedenis van het stadhuis te Delft", (februari 1980), opgesteld in verband met de inwendige restauratie van het gebouw.

Hendrick de Keijser, Architectura Moderna ofte bouwinge van onsen tyt, Amsterdam 1631.  

E. Neurdenburg, Hendrick de Keyser, beeldhouwer en bouwmeester van Amsterdam, Amsterdam z.j. (1929).

D. van Bleyswijck, Beschrijvinge der Stadt Delft, Delft 1667/1678.

This page forms part of a large encyclopedic site on Delft. Research by Drs. Kees Kaldenbach (email). A full presentation is on view at johannesvermeer.info.

Launched 16 February 2001; Last update March 1, 2017.