(BOOK REVIEW - een boekbespreking door Kees Kaldenbach, kunsthistoricus, gepubliceerd in de zaterdag-bijlage van de Delftse Courant, september 1999.)
Vermeers Music Lesson, from the British Queens' Collection, The Hague, fall+ winter 2016.
Adriaen Coorte, by Quentin Buvelot, book & exhibition catalogue.
De Grote Rembrandt, door Gary Schwartz, boek.
Geschiedenis van Alkmaar, boek.
Carel Fabritius, Tentoonstellingscatalogus.
Frans van Mieris, Tentoonstellingscatalogus.
From Rembrandt to Vermeer, Grove Art catalogue, book.
Vermeer Studies, Congresbundel.
C. Willemijn Fock: Het Nederlandse interieur in beeld, boek.
Het Huwelijksgeschenk (1934), boek over de egoïstische vrouw, die haar luiheid botviert.
Zandvliet, 250 De Rijksten van de Gouden Eeuw , boek + nieuwe stippenplattegrond!
Ik doe wat ik doe, teksten van Lennaert Nijgh , boek + cd
Het Rotterdam Boek, boek.
Bouwen in Nederland 600 - 2000, boek.
Hollandse Stadsgezichten/ Dutch Cityscape, exhib. cat.
Zee van Land / over Hollandse Polders (NL) boek
Sea of Land / about Dutch Polders (English) book
A full article on the large portrait of the marvellous preacher Uytenboogaard.
Artikel over Uytenboogaerd, Nederlandse versie.
Geert Grote en het religieuze Andachtsbild
TEFAF 2008 art fair
Research presented in November 2014 about Mannheimer: he almost bought the best Vermeer: The Art of Painting (now in Vienna)
Vermeer, Allegory of Catholic Faith (NYC)
Schilderijen van Johannes Vermeer zijn niet alleen 'konstig en kragtig' geschilderd, zoals een veilingcatalogus uit 1696 vermeldt. Ze zijn ook nog eens qua onderwerp buitengewoon interessant en kunnen daardoor, voor een bepaalde groep mensen althans, tamelijk verslavend worden als onderwerp van studie en discussie. Vijfentwintig van hen hebben onlangs bijdragen geleverd aan een omvangrijk boek over stijl en inhoud: Vermeer Studies.*
Vermeer's faam is in de loop der eeuwen zoekgeraakt, maar zijn schilderijen zijn nooit echt vergeten. De waardering voor zijn werken is onder kunstverzamelaars steeds zó uitgesproken geweest dat prijzen hoog bleven en een hoog percentage van de ondergang is gered. Die werken gingen in de 18de en 19de eeuw wel vaak door het leven onder de naam van andere fijnschilders, zoals De Hooch. Sinds de herontdekking van Vermeer's naam en reputatie rond 1880 (door de schrijver Théophile Thoré-Bürger) gold hij aanvankelijk als de grote onbekende 'Sfinx van Delft'.
In brede kring van kunstliefhebbers en vaklieden is de feitelijke kennis over Vermeer sterk toegenomen, vooral sinds het eerste echt goede boek verscheen in 1975 door Albert Blankert. Hij beschreef daarin alle schilderijen, die in kleur werden afgebeeld, en hij presenteerde ook vele historische documenten.
'Vermeer reinigt en concentreert de blik' zou de slogan kunnen zijn. Hij kiest een beperkt onderwerp, neemt een beperkte beeld- en invalshoek, toont maar een klein stuk van een interieur. Of een fragment van een straatje of een beperkt deel van Delft in zijn beroemde 'Gezicht op Delft'. Uit röntgen-opnamen is herhaaldelijk gebleken dat hij onderdelen bij nader inzien wegschilderde (zoals een menselijk figuur, een wandkaart, een schilderij-in-schilderij, een stoel) om het geheel eenvoudiger en geconcentreerder te maken. Geen andere schilder geeft de werkelijkheid zo concreet weer, maar weet er tegelijk zo veel geheimen in te leggen. Weinig andere schilders inspireren tot zulk enthousiasme bij een schare volgelingen.
Sinds het voornoemde boek van Blankert in 1975 verscheen is de kring van Vermeer-kenners sterk uitgebreid. De ware liefhebber reist op vleugelen der geestdrift de halve wereld rond om alle schilderijen persoonlijk te gaan bestuderen: een ware pelgrimstocht. Er zijn momenteel Amerikaanse onderzoekers die Nederlands hebben geleerd om door te kunnen dringen tot de literatuur over Vermeer en zijn tijdgenoten. Enigen hebben zich zelfs zeventiende-eeuws Nederlands en handschriftkunde aangeleerd, zoals de grote onderzoeker Montias die zo lang gewerkt heeft in het Delftse gemeentearchief. Wat dat betreft was de Vermeer-tentoonstelling van 1995-1996 een buitenkans voor een zeer breed publiek, van de geïnteresseerde leek tot de ware liefhebber en de geleerde op het gebied van schilderkunst.
Bij zoveel enthousiasme wordt natuurlijk ook veel geschreven. Ontboezemingen zijn er te over, vanaf lovende teksten uit de veilingcatalogus uit 1696 tot nu toe. Zo is het bekijken van het Gezicht op Delft in het Mauritshuis volgens Albert Blankert (1975) "...elke keer opnieuw een meeslepende gebeurtenis". Veel later bekeek hij deze eigen woorden toch nog eens kritisch: "Moet of mag men zo'n zin wel opschrijven?" En voor dat schilderij staande: "Heb ik nu een meeslepende belevenis of niet?"
Er zijn in Vermeer-schilderijen inderdaad talloze reeksen, patronen en dwarsverbanden te herkennen. Beeldrijmen kun je ze noemen, gelijksoortige manieren van het plaatsen van figuren in een rechthoekig interieur, het venster gesitueerd aan de linkerkant, waardoor licht naar binnen stroomt. Hoe meer je naar Vermeer-schilderijen kijkt, hoe meer je ziet en herkent en begrijpt (of denkt te begrijpen). Steeds herhaalde voorwerpen worden vertrouwd: de zware tafelkleden, bepaalde kledingstukken van de vrouwen, bepaalde schilderijen-in-schilderijen, landkaarten, toetsinstrumenten, tegelvloeren, glas-in-loodramen.
Maar het is steeds qua opstelling of uitvoering net even iets anders. Anders in maat, in kleur, in verftechniek. De belevenis van het kijken wordt zo bij het bestuderen stap voor stap intenser gemaakt, net alsof de werkelijkheid een paar graden gekanteld is. En door het anders aan te bieden maakt Vermeer het waarnemen steeds nieuw en zwaar verzadigd, zo intens als een kleuren-dia in de moderne fotografie.
Hij vernieuwt zich steeds, in beeldopbouw, in schildertechniek. Hij heeft een hongerig oog en een scherp waarnemingsvermogen, en ik denk ook wel, gezien de commotie die hij nu al ruim een eeuw veroorzaakt, een scherp verstand. Hij maakt ons deelgenoot van alle nuances in waarneming die hem bevallen. De val van het licht op allerlei oppervlakten, direkt weerkaatsend op stoffen, of door een laag stof heen, wederom weerkaatsend op de zachte huid, vallend op gekleurde wol, linnen, katoen, satijn en onderweg steeds subtiel kleuren aannemend van andere licht-weerkaatsingen.
Een geel gordijn dat bij een raam hangt, is niet zomaar van een gelijke gele tint. Het verschiet voor onze ogen van kleur. In de meest lichte gedeelten bovenaan het gordijn vinden we uitgebleekte tinten, bijna wit. Dan muteert het zich via midden-geel tot oker en tenslotte tot vaal donkerbruin daar waar het gordijn in de onderste hoek hangt. Met de komst van de fotografie hebben wij die verschijnselen pas een technische naam kunnen geven: 'kleurtemperatuur', 'overstraling' en 'onderbelichting'. Vermeer had zich die optische verschijnselen al veel eerder eigen gemaakt en koos daarom een eigenzinnige techniek om ze ons mede te delen.
De afgebeelde scènes zijn bijna non-gebeurtenissen: ze tonen een seconde roerloosheid. Hij vertelt geen verhaal met een begin, midden en einde. Vermeer spreidt geen belezenheid en geleerdheid tentoon, schildert niet (als het ware) met een 17de eeuws embleemboek op schoot, zo'n boek waarin steeds combinaties staat van een plaatje en praatje (een beeldsymbool met een verklarende tekst). Alles blijft - qua inhoud en betekenis - van een wonderlijk ongedefinieerd open einde, en voor meerdere interpretatie en uitleg vatbaar.
Ruim drie jaar geleden vond de grote Vermeer-tentoonstelling plaats, die zoveel jubel en aandacht kreeg in de pers. Zij opende eind 1995 in een besneeuwd Washington DC en reisde begin 1996 door naar Den Haag. Aan de stapel boeken over Vermeer is onlangs een geleerd en kloek werk toegevoegd: Vermeer Studies. Het betreft een bundel van vijfentwintig bijdragen van verschillende wetenschappers waaronder veel kunsthistorici. De meeste teksten werden gepresenteerd tijdens twee druk bezochte Vermeer-symposia, na elkaar gehouden in Washington DC en in Den Haag, ten tijde van de grote Vermeer-tentoonstellingen. Vermeer geeft heldere composities in een nooit geëvenaarde schildertechniek, maar kietelt ook nog eens de geest met steeds nieuwe mogelijkheden tot interpretatie. En die combinatie is de crux en de aardigheid van dit nieuwe boek.
Aan de hand van slechts enkele van de 25 bijdragen zal ik kort aanduiden in welke richting enige van deze studies gaan. Ik doe dat in een scheervlucht en ik hoop niet te kort te doen aan de geleerdheid achter deze studies. Alle auteurs presenteren voetnoten die tot verder lezen uitnodigen.
Een voorbeeld van de discussies is de bespreking van een minuscuul detail uit een glas-in-loodvensters (van het schilderij Het glas wijn in Braunschweig). Er is duidelijk een wapenschild op te zien en een vrouw, die een lint-achtig voorwerp vasthoudt. Volgens een Duitse publicatie houdt ze een breidel vast (dat is een riem die gewoonlijk aan paardebit vast zit om de kracht van het beest in toom te houden). Die combinatie toom en het 'breidelen van de lust' ontleende men aan een embleem uit een 17de eeuws embleemboek. De duiding van het schilderij, een rijk interieur waarin een heer een schone jongedame een glas wijn aanbiedt en waarin geheel achteraan een andere heer onderuit gezakt zit, werd daarmee aardig gekleurd. Die lezing past in het kunsthistorische gebruik (sinds de jaren zeventig in de mode), om de inhoudelijke en morele betekenis van 17de eeuwse schilderijen naar voren te halen. Schilderijen werden en worden op een uitsluitend verstandelijke wijze geduid met behulp van embleemboeken. Maar is het wel een breidel - of is het een lint? De auteur in Vermeer Studies houdt het op het laatste: een lint dat veelal behoort bij een afbeelding van een wapenschild. Het lint strekt zich uit van het wapenschild tot aan de hand van de glas-in lood-vrouw. Vermeer stelt ons opnieuw voor raadsels.
Nog ingrijpender dan dit detail van een paar vierkante centimeter glas in-lood is de duiding van het grootste en belangrijkste doek van Vermeer De Schilderkunst (zie grote afbeelding). We zien schilder in een grote studio, op zijn rug gezien; hij is net begonnen met het schetsen en schilderen van een groot schilderdoek, dat wij goed kunnen zien. Hij kijkt naar zijn model, een schone jongedame die links staat. Sinds de jaren 50 begon het idee post te vatten dat deze dame, die daar in de studio poseert met trompet en boek in de hand Clio (de muze der geschiedenis) voorstelt. Een bewijsplaats werd gevonden in het geïllustreerde embleemboek van Ripa. Ook Blankert omschreef haar in 1975 als Clio: "De schilder schildert de geschiedenis en de muze der geschiedenis inspireert op haar beurt de schilder."
Nu stelt Sluijter echter in Vermeer Studies (p. 265) dat het model met haar attributen niet Clio voorstelt, maar de 'onsterfelijke faam'. De faam van de allerbeste schilderijen die eeuwenlang gewaardeerd zullen worden en de fysieke schoonheid van het model vastleggen. De schilder vereeuwigt haar vergankelijke schoonheid met zijn fabelachtige techniek - en hij verwerft daarmee zelf ook eeuwige roem.
De volgende auteur, Miedema determineert echter in het daarop volgend artikel het model in het schilderij wel degelijk als Clio (p. 285) en legt het schilderij vervolgens uit in termen van de rederijkerskunst, de ars rhetorica.
In een ander boek dat recent in Duitsland verscheen was een andere hoogtepunt bereikt in de uitlegkunde. De stoffelijke voorwerpen die in dit schilderij zijn werden geduid als stille verwijzingen naar alle vakgebieden die in het St. Lucas-gilde verenigd waren, via schilders en glazeniers tot en met de pottebakkers. En dan te bedenken dat het tegenwoordig minder waarschijnlijk wordt geacht dat dit doek ooit de zaal van het St. Lucasgilde sierde: het was wellicht steeds bij Vermeer in huis als toonbeeld van zijn uiterste kunnen.
Wat niet betekent dat de voornoemde duidingen op zich van weinig waarde zijn. Het siert Vermeer dat hij met zijn doeken zoveel debat veroorzaakt. Het schilderij De Schilderkunst / De Kunstenaar in zijn studio heeft in de loop der tijd ook nog andere, minder goedmoedige aanbidders gehad dan deze kunstgeleerden. Het werd ooit opgekocht door Hitler en opgehangen in zijn verblijf te Berchtesgaden. Het schilderij was voorbestemd te worden geplaatst in zijn grootse en alomvattende kunstmuseum dat na de Duitse eindoverwinning zou worden opgericht in Linz. Toen het einde van de Tweede Wereldoorlog nabij kwam werd het schilderij en vele andere kunstwerken door de Nazi's ter bescherming diep in een zoutmijn geplaatst. In de laatste dagen van de oorlog gaf Adolf Hitler opdracht tot vernietiging: alle in de zoutmijn opgeslagen schilderijen moesten met springstoffen worden opgeblazen. De commandant ter plekke onttrok zich echter aan dat bevel, net zoals een andere Duitse commandant de opdracht de gebouwen van Parijs te vernietigen negeerde. Maar dat soort bloedstollende geschiedenissen staan niet in Vermeer Studies (zie verder het boek The Linz Files).
Het is - voor mij althans - toch een beetje ongemakkelijke gedachte dat een van mijn all time favourites ook bovenaan het lijstje stond van Adolf Hitler. Grote kunst trekt zich blijkbaar niets aan van schurken en morele oordelen. Het trekt blijvend aan als een magneet en heeft een zelfstandige symbolische en esthetische werking. Het vormt een concentratie van de werkelijkheid en het stelt ons in staat na het bestuderen ándere schilderijen én de werkelijkheid anders te observeren.
In Vermeer Studies wordt die andere wijze van observeren onder andere besproken in de bijdrage van Delsaute over de Camera Obscura. Hij komt tot de conclusie dat het apparaat tijdens het eigenlijke schilder-proces niet gebruikt werd. Wel gebruikten schilders het apparaat (een houten kistje met lens, spiegel en matglas, een soort vroege foto-camera) misschien soms vooraf om de lichtval en het perspectief te bestuderen. Er zijn zeer weinig 17-de eeuwse bronnen dienaangaande, maar Vermeer toont op diverse doeken een aantal effecten die wat mij betreft zonder observaties met een Camera Obscura niet te verklaren zijn. Wel jammer dat we van de auteur Delsaute de Latijnse, Franse en Italiaanse taal geacht worden te beheersen: hij geeft geen vertalingen.
Twee bijdragen gaan over het gebruikte schildermateriaal. Waar kocht Vermeer zijn pigmenten? Prepareerde hij zelf zijn verf en zijn doeken of kocht hij ze kant en klaar van de vakman? De auteurs Levy-Van Halm en Costaras leggen uit dat het laatste het geval was.
Gifford gaat in het artikel 'Painting Light' in op de fabelachige schildertechniek, waarmee Vermeer met zo weinig middelen zo veel bereikt aan illusionistische weergave en lichtkracht. Vooral de wijze waarop het ene kleurvlak over gaat in het andere verdient aandacht. Gebeurt dat met een scherpe scheiding of met een zachte overgang (het sfumato van Da Vinci)? Of overlappen de half transparante lagen elkaar zodat de ene laag zich subtiel meedeelt aan de andere? En wat is het effect van de onderschildering? Hoe komt die lichtkracht naar voren? Eind 19de eeuw bekeek (zo schrijft Thoré-Bürger in een van de artikelen waarmee hij Vermeer promootte) een bewonderaar een Vermeer-schilderij zelfs aan de achterkant om te zien waar dat wonderbaarlijke licht toch vandaan kwam dat uit de voorkant scheen te stralen.
Als bundeling van onafhankelijke artikelen van niveau is het boek geslaagd. Maar als geheel, als boekproductie lijkt het mij een gedeeltelijke mislukking. Het grote boek telt 372 rijk geïllustreerde bladzijden met talloze zwartwit- en kleurenplaten; daarop is dus niet beknibbeld. Het beeldmateriaal is soms nieuw en opwindend, vooral bij sterke vergrotingen en bij röntgen-opnamen en infrarood-reflectografie (ca. 15 afbeeldingen). Maar ook talloze schilderijen door andere schilders tonen onvermoede verbanden.
De schilderijen van Vermeer zijn echter in Vermeer Studies niet achter elkaar geplaatst als 'plaat 1 - 34'. De Vermeer-schilderijen zijn door het boek heen helaas vele malen herhaald in zwartwit op ansichtkaart formaat (ca. 75 keer !). Verspreid over het boek staan ca. 14 full page kleurenafbeeldingen van de schilderijen van Vermeer die goed van kleur zijn, maar die nooit het hele schilderij tonen. Ik tel verder een groot aantal detailafbeeldingen van Vermeer-schilderijen (ca. 45 in kleur en zwartwit). Ze zijn soms functioneel maar op andere plaatsen lijken zij zonder aanwijsbare reden door het boek heen te zijn gestrooid.
Een centraal eindregister ontbreekt, evenals een lijst met verwijzing van de Vermeer-schilderijen met paginanummers in het boek. Een zoekplaatje kortom als men de artikelen met alle verwijzingen naar bepaalde schilderijen gedegen wil bestuderen.
Teksten van auteur en redacteur Gaskell tenslotte zijn geschreven in een proza dat verbazing oproept. Na bepaalde zinnen vier keer te hebben herlezen weet ik nóg niet precies wat er staat. Hij lijkt zich niet erg te storen aan de lezer. Ik denk opeens aan het gevleugelde woord van Rik Vos in diens boek Lucas van Leyden (1978): "Bij Gerard (...) leerde ik schrijven: zinnen zó formuleren dat ik het in ieder geval zélf begrijp."
* Vermeer Studies, editors I. Gaskell en M. Jonker. Yale University Press, New Haven & London. $ 50,-. Het boek is uitgegeven in een reeks die tot doel heeft verder onderzoek en debat te stimuleren.
Een boekbespreking in het Engels: A review of the book on the Vermeer colloquium of 1995-1996: Gaskell
Vermeer, Het Blauwe Vrouwtje, voor de schoonmaak, met een Roentgen-opname ernaast. Let op de achterzijde van haar pijama.
A full article on the large portrait of the marvellous preacher Uytenboogaard.
Artikel over Uytenboogaerd, Nederlandse versie.
2013: BBC shoot in Rijksmuseum, Amsterdam.
BBC 4 TV programme shoot in the Rijksmuseum, Amsterdam, March 28, 2013 just before the formal opening. Kaldenbach in red jacket. Behind the middle cameraman interviewer Andrew Graham-Dixon. The director approaching from the right.
In the middle: daughter Suzanne, who has not been there 12 years, Kees Kaldenbach and interviewer Andrew Graham-Dixon.
Research presented in November 2014 about Mannheimer: he almost bought the best Vermeer: The Art of Painting (now in Vienna).
Updated July 17, 2016.