De Beatrixzegel - de klassieke Nederlandse Koninginnezegel

Kunst en Technologie. Structuur, complexiteit, verandering. Een bespreking van het ontstaan van de Koninginnezegel in de kinderjaren van de computertechnologie, 1983-1984.

 

Een brief van Struycken over Vermeer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vraaggesprek tussen de kunsthistoricus Paul Hefting (=H) en Peter Struycken (=S).*

 

H. Het maken van een Koninginnezegel is in wezen een eenvoudige opdracht.- het bijeenbrengen van drie elementen, namelijk het portret van het Staatshoofd, de waardeaanduiding en het woord Nederland. Betekende die opdracht voor jou een uitdaging om van die zegel iets anders te maken dan er tot nu toe op dit gebied is verschenen? Wat betekent voor jou het afbeelden van een Staatshoofd op een postzegel?

S. De afbeelding van het Staatshoofd op een postzegel maakt het tot een waardepapier; dat hoort voor mij bij de conventie. Dat ligt vast. Het maken van deze zegel betekende voor mij een uitdaging in zoverre dat ik in mijn eigen werk geïnteresseerd ben in abstracte structuren en niet in voorstellingen, die zijn afgeleid van de zichtbare werkelijkheid. Ik moest hier naar een combinatie toe van een abstracte structuur en een voorstelling. Ik heb duidelijk uiteengezet in mijn verklaring over de zegel (zie verderop), wat dit voor mij betekende.

H. Heb je daarin ook betrokken, hoe men in het algemeen over het Staatshoofd denkt?

S. Ja, de Koningin zal een van de mensen zijn in Nederland, over wie bij iedereen wel een opinie bestaat. En dat maakt haar uniek. Ik denk niet dat er een tweede persoon te bedenken is - of het zou haar moeder moeten zijn - over wie zoveel mensen een oordeel hebben. Dat maakt haar heel bijzonder: zaken of personen waarover en over wie iedereen een mening heeft, die zijn er bijna niet. Dat maakt iets heel zeldzaam. En dan doet het er niet toe of die meningen positief of negatief zijn, of die emotioneel (affectief), historisch, politiek of sociaal gebonden zijn. Het gaat er om dat die hoeveelheid van betekenissen bestaat. Ik vind dat dit ook voor de kunst opgaat: naarmate een werk meer betekenissen oproept, wordt het werk automatisch belangrijker. Als het namelijk geen aanleiding geeft tot meningsvorming, dan bestaat het nauwelijks. Naarmate het aantal meningen, en de diversiteit en de genuanceerdheid hierin en eventueel de uitwisseling van meningen, toeneemt, geeft dat aan dat het onderwerp van belang is.

Bij de beeldende kunst gaat het ook om het geven van een opinie over de werkelijkheid, door de kunstenaar, en naar aanleiding daarvan komen meningen los en naarmate die meningen meer gestructureerd zijn, van verschillende aard zijn, neemt de betekenis van de opinie, die in het kunstwerk is vervat en daarmee ook de betekenis van het kunstwerk zelf toe. Als het kunstwerk geen reacties oproept, heeft het geen betekenis.

H. Maar het hangt er toch van af hoe die reacties zijn en wie ze geeft. Het gaat toch ook om de inhoud van die meningen?

S. Het gaat hier niet om eenvoudige, enkelvoudige reacties, maar om die welke zelf weer discussies oproepen en daardoor een structuur krijgen. De inhoud van die reacties vind ik niet belangrijk, alleen de structuur ervan. Het alleen maar 'ja of nee'heeft geen structuur en daarmee geen betekenis. Het gaat wel om de kwaliteit, de genuanceerdheid en de diversiteit van de discussies. Die geven de betekenis aan het werk of aan de persoon.

H. Wil je dit betekenisvolle van het Staatshoofd ook in je zegel tot uitdrukking brengen?

S. Nee, dat absoluut unieke wat het koningsschap met zich meebrengt, dat uitzonderlijke is iets dat ver af staat van mijn werk. Daarin richt ik mij niet op de werkelijkheid en op die onderwerpen, die zo breed in de belangstelling staan, maar ik erken dit unieke wel als een cultureel feit. In mijn eigen werk gaat het om abstracte gegevens, om structuren, complexiteit, om verandering en die uitgangspunten verbind ik nu, voor één keer, met dat absoluut unieke en volstrekt on-abstracte. Dat trekt me aan.

H. Met een structuur van punten maak je hier een afbeelding?

S. Afstanden tussen punten, de afstandsverhoudingen betekenen voor mij een minimaal gegeven, dat geen betekenis in zich draagt. Het is een onaanzienlijk materiaal, maar je kunt er heel veel mee doen, zoals blijkt. Het betekenisvolle portret wordt hier opgebouwd uit de minst betekenisvolle elementen. Die combinatie te vinden was voor mij de drijfveer om deze zegel te maken. Bij het ontwerp voegde ik de volgende verklaring: 'Als ontwerper van de Koninginnezegel heb ik met twee belangrijke gegevens te maken. Het portret van de Koningin en de vormgeving van de zegel. Het portret roept het beeld op van Koningin Beatrix en daarmee de veelheid van waarden, die bij de bevolking van Nederland leven met betrekking tot persoon en Staatshoofd. Het is een betekenisvol beeld. Voor de vormgeving van de zegel en in het bijzonder het portretgedeelte gebruik ik de minst associatieve en op zich minst betekenisvolle middelen die ik ken: afstanden tussen punten. In het algemeen kunnen door verdichting en verspreiding door punten visuele beelden gemaakt worden, die aan het verschil in dichtheid hun betekenis ontlenen zonder dat ze daarbij naar een werkelijkheid daar buiten verwijzen. Als vormgever boeit mij dat enkele van de ontelbaar mogelijke puntenbeelden gelijkenis vertonen met Beatrix en hierdoor een specifieke betekenis krijgt'

H. Een ander aspect zijn de kleuren van de hele reeks van waarden, die zullen worden uitgegeven. Heb jij daar specifieke kleuren voor uitgezocht?

S. Ik streef naar een lichte kleur als ondergrond met daar over heen het portret in een donkere kleur. Het gaat in de hele reeks om 16 kleuren en het lijkt me dan ook goed om die kleuren uit het hele spectrum te kiezen. Dan komt er meer samenhang tussen die kleuren, dan tot nu toe in de permanente zegels het geval was. je treft er willekeurige, losse kleuren aan, soms enkele op een 'kluitje', maar ze vertonen geen duidelijke samenhang. Ik vind het merkwaardig dat daar zo weinig op is gelet in het verleden tenzij er andere argumenten hebben gegolden; maar die ken ik niet. Ook in de serie cijferzegels bestaan er betrekkelijk weinig relaties in het kleurbeeld.

H. Het gaat daar meer om de leesbaarbeid, om de helderheid, meer dan om een structureel gegeven, om de eigenschappen, die de kleuren onderling onderscheidbaar maakt.

S. Ze hebben zich niet afgevraagd: hoe kan ik dit specifieke aspect (de kleur) formaliseren, zodat je de grootst mogelijke verschillen en daarmee ook de grootst mogelijke samenhang krijgt. Dat is iets wat mij direct aanspreekt en waarmee ik ook bezig ben. Ik breng er een bepaald systeem in waarbij ik streef naar een zo groot mogelijke spreiding van de kleuren. Het gaat immers om het grootst mogelijke onderscheid binnen een betrekkelijk kleine marge die bepaald wordt door een optisch 'evenwicht' van de donkere maar transparante kop en de witte, uitgespaarde letters met de achtergrondkleur. Welke kleuren er dan uiteindelijk de beste blijken te zijn, is mij om het even. Ik heb geen voorkeur voor afzonderlijke kleuren, alleen de samenhang interesseert me.

Zie de ontwerpfase met verschillende portret-experimenten in een aparte pagina!


Beschrijving door de kunsthistoricus Paul Hefting van het

Technisch procédé van het ontwerp van Peter Struycken**

 

Voor de nieuwe Koninginnezegel heeft Struycken het portret van het Staatshoofd gedigitaliseerd of vertaald in punten, die, anders dan bij een raster zoals dat door een drukker gebruikt wordt, vrij in het beeld liggen. Het bijzondere van dit procédé is dat de diepdruk zonder het klassieke raster kan worden uitgevoerd, waardoor een constante kwaliteit gewaarborgd blijft. De puntenstructuur, die hier het beeld van het portret weergeeft, is één van de vele mogelijkheden van structuren, die alle hetzelfde beeld op kunnen leveren. Dit klinkt wat raadselachtig, maar als men iets afweet van het procédé, waarmee deze structuur is ontstaan, blijkt het minder mysterieus te zijn.

Struycken benaderde Ir. F.C.A. Groen en Ir. P.W. Verbeek van de afdeling Patroonherkennen, onderdeel van het vakgebied Technische Natuurkunde op de Technische Hogeschool te Delft met de vraag hoe je een portret in punten kunt vertalen, zonder dat er een typisch raster te zien is, dat wil zeggen een patroon van horizontale en verticale lijnen. Bovendien moest het portret opgebouwd worden uit zo min mogelijk punten, zonder de herkenbaarheid aan te tasten. Het beeld dat zo zou ontstaan geeft door de objectiviteit van de methode en door een zekere vaagheid een distantie aan, die past bij het karakter van het waardepapier, dat deze permanente zegel bij uitstek is. Bovendien zou het ontwerp door dit procédé iets formeels krijgen en daarmee ook iets tijdloos. Het al te anecdotische karakter van een portretfoto wordt door deze methode omgezet in het meer algemene beeld, dat men bij het begrip staatshoofd voor ogen staat.

Twee problemen moesten bij dit digitaliseren worden opgelost: a. waar komt een punt en waar komt er geen, b. wat is de positie van die punten in het vlak. Voor de eerste kwestie bleek bij de afdeling Patroonherkennen al een programma te bestaan (van Ir. Smeulders), dat in hoofdlijnen hier op neer komt: er is een vierkant vlak, dat in hokjes is verdeeld, 128 in de breedte en 128 in de hoogte (totaal 16384 hokjes). In die hokjes worden op bepaalde plaatsen zwarte punten geplaatst, zodanig dat het beeld (in dit geval het portret) herkenbaar wordt. Om die plaatsen te bepalen heeft men een schaal van 'grijswaarden' bedacht, die loopt van wit naar zwart, hier vastgesteld in waarden die in getallen worden uitgedrukt, namelijk van 0 (wit) oplopend tot 255 (zwart). De portretfoto wordt afgetast op de grijswaarden tussen wit en zwart. Die waarden worden opgeteld en komt die optelsom boven de 255 dan wordt er een zwarte punt gezet. Men begint bij de eerste regel van links naar rechts: bijvoorbeeld het eerste hokje geeft de grijswaarde 40 aan, het tweede 100 (samen 140), het derde 120 (samen 260) - dan wordt in het derde hokje die zwarte punt geplaatst en met de rest (5) wordt verder opgeteld: vierde hokje 100 (samen 105), vijfde hokje 80 (samen 185), zesde hokje 100 (samen 285); dus in dat hokje weer een zwarte punt en met de rest (30) wordt verder geteld. Regel voor regel wordt zo, in een meander- patroon, afgewerkt en de uiteindelijk geplaatste zwarte punten geven het beeld weer, dat is afgetast.

Maar er moet nog een handeling worden verricht, want die zwarte punten liggen nog in een duidelijk zichtbaar raster van horizontalen en verticalen. Men zocht naar een gelijkmatig verspreid, maar onregelmatig puntenpatroon, dus schijnbaar door toeval ontstaan. Het puntenraster wordt hiervoor bewerkt. Je zou het kunnen vergelijken met een platte doos met 16384 knikkers, die even geschud wordt, zodat de knikkers, die eerst keurig in rijen lagen, ineens allemaal iets verschuiven, waardoor het raster- patroon iets verandert en waardoor de zaak er niet meer zo netjes bijligt. Schud je vaker dan wordt het patroon nog onregelmatiger.

Voor dat 'schudden' bedacht men een systeem. Elke punt heeft een cirkelvormig gebied (z'n territorium) om zich heen. Nu worden de punten één voor één verplaatst. Voor elke punt wordt - per toeval (dobbelsteen als het ware) - bepaald welke richting hij op moet gaan. Er zijn echter twee regels. De punt mag niet verder dan 3 plaatsen naar onderen of naar boven, of naar links en rechts bewegen. Hij mag vervolgens het territorium van een andere punt niet raken. Zou dat dreigen te gebeuren, dan moet hij maar op z'n plaats blijven. En wanneer alle 16384 punten in individuele richtingen bewogen zijn (het hele veld één maal) dan is er al een verschuiving waar te nemen, maar wanneer je die handeling 20 maal doet, dan is het patroon helemaal anders geworden.

De punten die eerst keurig in de rij lagen, liggen nu op een toevallige wijze over het vlak verspreid. Het raster is verdwenen, of liever onherkenbaar geworden. Dit procédé kan voor allerlei doeleinden worden toegepast en de afdeling Patroonherkennen van de TH-Delft doet op velerlei terreinen onderzoek: medische diagnostiek (ontdekken van chromosoomstructuren - categoriseren van structuren in de echocardiografie), natuurkundige metingen en industriële produktiemethoden- en kwaliteitscontrole. Dit digitaliseren van een portret en dan nog wel voor de permanente Koninginnezegel is een toepassing, die voor dit instituut nogal uitzonderlijk is. Toch heeft het een zeker nut, omdat het vrijwel uitgesloten is om de zegel te vervalsen. Men zou het computerprogramma en de structuur van de 20 iteraties moeten kennen om de zegel te kunnen namaken.

 

Het centrale deel van de zegel met de stippen die de ogen en de neus van Koningin Beatrix representeren. Eigenlijk is representeren niet de goede term. Het zit dichter op de huid. In de zomer van 2000 schrijft Struycken: "Het gebruik van punten in de voorstelling van het portret hangt samen met mijn tekeningen en schilderijen waarin de punt de kleinste eenheid van voorstelling van kleur is en, op zich, de minste associatie biedt met vorm. Dat gegeven speelt in mijn werk in het algemeen een rol van betekenis."

De door de TH in Delft verzorgde 'puntenprogramma's (er werd niet alleen met een reeks van 128 punten gewerkt, maar ook met een aantal van 80, 90 en 100 punten op een regel) werden op het Dr. Neher-laboratorium van de PTT door een rekenmachine (een plotter) keurig in punten getekend (onder leiding van A.G. Monayhan (BSC) en dat model werd door de drukker Joh. Enschedé & Zonen te Haarlem, gebruikt om de proefdrukken en tenslotte de reeks van 12 postzegels in verschillende kleuren te maken, hetgeen met veel experimenteren en overleg gepaard ging, omdat het ook voor deze drukker een heel nieuw procédé betekende.

Zie de ontwerpfase met verschillende portret-experimenten in een aparte pagina!


De typografie van de Beatrixzegel

Gerard Unger schreef op mijn verzoek de volgende verklaring over de typografie, die hij voor de nieuwe Beatrix- zegel maakte:

"In de eerste decennia van deze [= 20e] eeuw werd de rotogravure of rasterdiepdruk bruikbaar als industriële druktechniek en daarmee ook voor het massaal vervaardigen van postzegels. In de normale diepdruk, zoals die meestal voor postzegels wordt toegepast maar ook voor tijdschriften en dergelijke, variëren de rasterfijnheden van 40 tot 100 punten per cm. De punten zijn allemaal even groot en liggen op gelijke afstand van elkaar. Verschillen in toon ontstaan door de diepte van de rasterpunten te variëren. De ondiepe punten brengen een dunne inktiaag op het papier en de diepe punten een dikke inktiaag. Diepdruk is altijd een mooie techniek geweest voor het reproduceren van kunst, vooral foto's kunnen er uitstekend in uitkomen. Normaal wordt er bij toepassing van het diepdrukraster geen rekening gehouden met het te reproduceren beeld. Voor de nieuwe Koninginnezegel is het naar mijn beste weten (en naspeuringen) de eerste maal dat letters doelbewust in het diepdrukraster zijn uitgespaard. Normaal wordt het raster eenvoudig over de tekst heen gelegd en worden de tekens willekeurig gerasterd, en daardoor stevig aangetast. Het is bijvoorbeeld voor typografen een regel dat je voor kleine corpsen (8, 9, 10) geen al te fragiele types moeten nemen; stevige, uitgesproken lettervormen blijven beter overeind. Bij normale diepdruk staan de punten opgesteld in lijnen die haaks op elkaar staan en scheef gezet worden onder een hoek van 45 graden. Zou je het raster strikt horizontaal-verticaal zetten, dan zie je het door de afbeelding heen. Door het raster te draaien lost het op, wat eigenlijk een optische illusie is. Bij de Koninginnezegels zijn 183 lijnen van ieder 199 punten iets ten opzichte van elkaar verschoven, en wel zo dat er lijnen ontstaan die onder een hoek van 30 graden op de verticale puntenlijnen staan. Daardoor worden bij verticale stand van de zegel de verticalen van de letters en de horizontale delen gekarteld. Bij horizontale stand is het net andersom. Aanvankelijk zou er een fijner raster toegepast worden, maar tijdens de proeffase leverde het reproductieproces moeilijkheden op; om een aantal zegels bij elkaar op een diepdrukcylinder te krijgen wordt de zegel fotografisch vermenigvuld en het fijne raster was daar niet tegen bestand. Het nu gebruikte raster is het fijnste dat met de huidige technieken bij de fa. Joh. Enschedé & Zonen haalbaar is. De grootte van de rasterpunten voor de achtergrond is zo gekozen, dat door lichte uitvloeiing van inkt tijdens het drukken van de zegel een gesloten vlak ontstaat. Het karakter van de typografie is bepaald door Peter Struycken. Aan mij was de taak om dat goed in het punten- raster op te lossen. Bij het woord NEDERLAND ging het daarbij om de letters de juiste zwaarte te geven (dikte van alle delen ten opzichte van de grootte van de letters), de letters onderling in de juiste verhoudingen te maken (niet sommige te breed of andere te smal), de spatiëring van de letters regelmatig te doen zijn en in juiste verhouding tot de ruimtes binnen de letters, en om dan ook nog het hele woord over de volle breedte van de zegel te zetten. Het klinkt als een circusnummer. De cijfers hadden als apart probleem dat ze vol met bochten zitten en en als geheel gecompliceerd van vorm zijn. In het fijne raster was dit al een aardige exercitie, maar toen het grove raster ten tonele kwam, werd het circusnummer nog wat ingewikkelder."

 

 


Zie de ontwerpfase met verschillende portret-experimenten in een aparte pagina!

Een brief van Struycken over Vermeer

Compters & Design: Zie V2 Instituut voor instabiele media.

Zie ook Hoge School van de Kunsten Utrecht.

Zie Heimat voor een andere interessante combinatie van Kunst & Technologie.

 

Meer over Struycken op internet:

http://www.art-public.com/artiste/AXXXX193.HTM

http://www.vpro.nl/data/aubette/struycken.html

http://www.boijmans.rotterdam.nl/onderw/biogr/struyck.htm

http://www2.netcetera.nl/~iaaa/rs/natuuren.html 

Over Struycken & Scriabin

http://www.hoise.com/CEC/LV-PR-12-98-3.html

http://www.omroep.nl/nps/tv/98/prometheus/english.html


 

Tekst copyright KPN (opdrachtgever) en Paul Hefting (auteur).

Beeld copyright berust bij St. Beeldrecht en Peter Struycken.


 

*gepubliceerd in Nederlandse Koning- en Koninginnezegels van 1852 tot en met 1981, Staatsuitgeverij, Den Haag, 1982

**gepubliceerd in de tentoonstellingscatalogus "Struycken - Structuur, vesrcheidenheid en verandering", Groninger Museum, Groningen, 1984 (p. 95-99)


Laatste Updated April 22, 2007.

Meer over de auteur Kaldenbach klik author.