Gerard Reve. Lees die schrijver!


Hieronder mijn favoriete citaten uit :

 

'De Avonden' Amsterdam 1947; 23e druk, 1973. ('k Ben ook de gelukkige bezitter van een 2e druk van dit veelgelezen prachtboek)

'Op weg naar het einde', Amsterdam, 1e druk, 1966.

'Nader tot U'Amsterdam, Amsterdam, 1e druk, 1966.

 


Tekst copyright: Gerard Kornelis van het Reve / Gerard Reve / erven Reve


'De Avonden'

'Tom te tom tom, tom te tom.' zong Frits in zichzelf, 'het gaat slecht, verder gaat het goed.'

( p. 29)

 

'Onachtzaamheid, verspilling...' (een nieuwe historische bron gevonden voor deze gedenkwaardige woorden van Frits van Egters in 'De Avonden'?)

 

'Kijk,' zei zijn moeder. Ze stond voor het gasstel en wees achter zich op het aanrecht. 'Bedoel je die fles?' vroeg hij. Er stond een fles met donkerrode vloeistof. Op de hals zat een oranje capsule. Hij trad naderbij. 'Wat is dat?' vroeg hij. 'Ik heb een fles wijn gekocht voor vanavond ,' antwoordde ze, een aantal oliebollen uit de braadpan wippend. 'Dat is prachtig,' zei Frits. Hij nam de fles bij de hals op. Er zat een blauw etiket op met een gele rand. 'Bessen-appel,' las hij zacht. 'Bessen-appel,' zei hij bij zichzelf, 'bessen-appel. Help ons, eeuwige, onze God. Zie onze nood. Uit de diepten roepen wij tot u. Verschrikkelijk.'

(p. 204)

 

In 2009 schonk ik aan het Reve Museum in de Bibliotheek van Amsterdam mijn mooie exemplaar van de tweede druk van De Avonden. Mooi.


'Op weg naar het einde'

 

Gerard Kornelis van het Reve aan de lezers van Tirade. Op de wijze van 'Een Duif Van Verre Terebinten'. Voor de orkestmeester. Een kunstig lied.

Indien ik in enige vorig brief onaangename of lelijke dingen jegens u geuit heb, dan smeek ik u, goed te vinden dat ik ze bij deze terugneem, want aan onenigheid, haat en twist hebben we niets, daar we immers de wereld juist moeten vooruithelpen.

(p. 141)

 


'Nader tot U'

 

'Greonterp, 14 oktober 1964. Van de bomen rond het kerkhof zijn de meeste bladeren al af, en in de tuin is bijna alles uitgebloeid; slechts de heilige bloem, een eenzame krisant, is kortelings begonnen te bloeien ten teken dat we weer, met forse tred, het grote feest van Allerzielen naderen. Een verre hond blaft, over het dak heen daalt, voor enkele ogenblikken, de geur neer van een vroeg aangemaakt fornuis, en even onontkoombaar als altijd zijn de gedachten en herinneringen aan vroeger. Ik moet denken aan alleen die ik gekend heb, en die nu dood zijn.

Dit is geschreven in ongekende zwaarmoedigheid en immer toenemende wanhoop; toen de schrijver 3 1/2 dag niet had gedronken; nadat hij zich als een krankzinnige gedragen had. Voor de orkestmeester. Een herfstlied, of avondzang. Ik zou wel willen, dat deze brief vol zachtheid en tedenheid kon zijn, met somtijds huiveringen van stilte en Aandacht, en geheel zonder gramschap jegens enig schepsel; ik zou willen dat hij een ieder die hem leest stil moge maken, en sommigen zelfs aan het schreien moge maken - want dat is het hoogste. Daar verlang en hoop ik naar terwijl ik aan het raam zit en naar buiten staar. Het is helder weer, en windstil, maar toch is het soms, of ik van verre en ijle, klagende stem hoor, als van de wind door de toppen van een duister naaldwoud. (Kom je gauw? Ja hoor, ik kom zo. Warte nur, warte nur.)

(p. 37)


 

"De drank was langzamerhand dieper doorgedrongen en verhitte nu ook de bittere en donkerder gekleurde Sappen, die begonnen te dampen, en mijn geest poogden te verduisteren. Ik moest niet teruggaan naar het kafee, besefte ik, hoe goed het ook bedoeld was, ik bedoel de aanzienlijke, eigenlijk nergens elders toegestane korting die ik aldaar genoot, en hoe verkwikkend ons korte uitstapje ook was geweest. 'Zei je wat, Gerard?' 'Nee. Maar ik moet naar huis. Ik moet weer aan het werk. Echt hoor, mijn boek moet af.' Bij het kruispunt vóór W. zijn kafee teruggekeerd, begaf ik me inderdaad op weg naar huis. Weer te veel gedronken, God, godverdomme. 'Ik ga er van af, het moet, ik zweer het. Gij die was en is en zijn zal, ik houd op met drinken, ik zweer het voor Uw aangezicht. Maar wanneer precies, dat weet ik nog niet.' ik moest vechten - met God en mensen zou ik worstelen, en ik zou overwinnen, zag ik nu. Neen, o neen, ik mocht nimmer de hoop opgeven dat ik eenmaal datgene zou schrijven wat geschreven moest worden, maar dat nog niemand, ooit, op schrift had gesteld: het boek, alweer, dat alle boeken overbodig zou maken, en na welks voltooiing geen enkele schrijver zich meer zou behoeven af te tobben, omdat gans het mensdom, ja zelfs de gehele, thans nog in haat en angst gekluisterde natuur, verlost zou zijn. Dan zouden de kinderen der mensen een zonsopgang zien als nimmer gezien was, en een muziek zou klinken, ruisend als van verre, die ik nooit gehoord had, maar toch kende. En God Zelf zou bij mij langs komen in de gedaante van een éénjarige, muisgrijze Ezel en voor de deur staan en aanbellen en zeggen: 'Gerard, dat boek van je - weet je dat Ik bij sommige stukken gehuild heb?' 'Mijn Heer en mijn God! Geloofd weze Uw Naam tot in alle Eeuwigheid! Ik houd zo verschrikkelijk veel van U,' zou ik proberen te zeggen, maar halverwege zou ik al in janken uitbarsten, en Hem beginnen te kussen en naar binnen trekken, en na een geweldige klauterpartij om de trap naar het slaapkamertje op te komen, zou ik Hem drie keer achter elkaar langdurig in Zijn Geheime Opening bezitten, en daarna een presenteksemplaar geven, niet gebrocheerd, maar gebonden - niet dat gierige en benauwde - met de opdracht: Voor de Oneindige. Zonder Woorden.

Ik was dicht bij huis gekomen en zag waarempel mijn goeroe, Peter B., voor de deur staan, die gekomen was om me te vertellen dat hij het vervallen maar lieflijk gelegen huis en erf aan het eind van de **'dijk, na lang beraad, toch maar gekocht had, voor vijftienhonderd gulden. We begaven ons maar meteen te voet er heen, om het voor de zoveelste keer te bekijken.

Alleen dak en muren verkeerden nog in een te redden staat. De vloeren waren weg, evenals de meeste ramen en deuren. We betraden wat waarschijnlijk eens een keuken was geweest, maar waar nu enige hoenders huisden - kriel en gewone - die, op resten van huisraad zittend, zich in de zon koesterden die door een met veel spinrag bespannen raam naar binnen scheen, en bijna geen gerucht maakten: 'Och, och, orm. Orm?' Kakelen kon je het niet noemen, het was meer een mompelen.

Op de rand van de uitgeschoven lade van een gedeeltelijk reeds in stukken gevallen kabinet zat een krielkipje dat bleef zitten toen ik naderbij kwam, en dat ik waarempel in de handen kon nemen. 'Hoe is het mogelijk?' 'Wist je dat niet, dat krielkipjes erg tam zijn?' 'Nee. Het is wel jammer dat ze er uit moeten. Wat een vrede.'

We verlieten het vertrekje, en betraden de voormalige woonkamer, waar een betonnen stalvloer was gelegd, en waar thans vijf varkens woonden. Terwijl ik de hoge, hese pislucht opsnoof bekeek ik de dieren enige tijd, en probeerde een welwillend oordeel op te brengen, maar ik kon ze niet simpatiek vinden. 'Nee, dit zijn geen fijne dieren. Ze zijn niet lief. Ze moeten er uit. Het wordt tijd, dat ze opsodemieteren.' We liepen dwars door het land terug naar Greonterp, waar..."

(p. 112-113)

 


Uit: 'Nader tot U (Geestelijke Liederen)':

 

 

 

 

ALTIJD WAT

 

Omdat ik niet meer slapen kan, klim ik uit bed.

Het is half vier. De dag verheft zich, en ik zie

Uw gruwelijke Majesteit.

Wanneer ik dood ben, hoed dan Teigetje.

 

(Gerard Reve, p. 129)

 


Uit: "Verzamelde Gedichten"

 

ROEM

 

'U bent", zegt de groenteman,

'wel zo ongeveer de beste schrijver die we hebben.'

Die man zegt niet zomaar wat. Ik bedoel:

hij zou zoiets niet zeggen als het niet waar was.

Ik zwijg, en kijk stil voor mij uit,

en denk: "Waarheen? Waarvoor? Waarom?

 

(1981)


Twee Reve-herdeningen in 2006

Tenslotte een variant op Appel-Bessen, zie mijn kerstgroet 1999.

En dan heb ik het verdorie in de citaten hierboven nog niet eens gehad over Reve-klassiekers als 'sponzig tietwerk' ; over het martelkamertje voor jonge Duitse toeristen ; over de onvergetelijk koude ochtendrit, met motorfiets, door een besneeuwde provincie, waar je je oprecht verbaast dat er mensen wonen in huizen van baksteen ; en dat dat alles is voor het nageslacht bewaard dankzij de aanschaf van 60 uitmuntende kroontjespennen. Een saluut derhalve aan Gerard Kornelis van het Reve / Gerard Reve.

 

Gelanceerd voorjaar 2000. Laatste update 20 mei. 2011.

 

====================

Adriaen Coorte, by Quentin Buvelot, book & exhibition catalogue.
De Grote Rembrandt, door Gary Schwartz, boek.
Geschiedenis van Alkmaar, boek.
Carel Fabritius, Tentoonstellingscatalogus.
Frans van Mieris, Tentoonstellingscatalogus.
From Rembrandt to Vermeer, Grove Art catalogue, book.
Vermeer Studies, Congresbundel.
C. Willemijn Fock: Het Nederlandse interieur in beeld, boek.
Het Huwelijksgeschenk (1934), boek over de egoïstische vrouw, die haar luiheid botviert.
Zandvliet, 250 De Rijksten van de Gouden Eeuw , boek + nieuwe stippenplattegrond!
Ik doe wat ik doe, teksten van Lennaert Nijgh , boek + cd
Het Rotterdam Boek, boek.
Bouwen in Nederland 600 - 2000, boek.
Hollandse Stadsgezichten/ Dutch Cityscape, exhib. cat.

TEFAF 2008 art fair

====================