In de zevebntiende eeuw was de dood was een onwelkome bezoeker die vaak langs kwam. Bij sterven en begraven speelden de buren en buurtgenoten een belangijke rol. Buren in een bepaalde straat waren verenigd in een van stadswege aangewezen "gebuurte" met bepaalde rechten en plichten, vastgelegd in "Generale Ordonnantie op alle Gebuurten" , ook wel "buurtbrieven" genoemd. Buren zorgden samen met elkaar mede voor orde, veiligheid en rust, het bijstaan van een buur in nood, het bemiddelen bij het oplossen van huiselijke conflicten. Buren dienden tevens bijstand te verlenen bij naderend overlijden, bij het overlijden zelf en bij het begraven. (Haks, 62.).
Wat gebeurde precies bij een overlijden? Het lijk werd door de buren uitgekleed en (opnieuw aangekleed in een onderkleed) uitgestrekt opgebaard op een ledikant* indien beschikbaar en gelegd op een laag stro (vanwege de lekkage). Daarna werden vrijsters (= alleenstaande vrouwen) in de buurt er bij geroepen om het lijk te tooien met palm, laurier en wat bloempjes**.
*Een los ledikant kwam gaandeweg in de mode; er was in het Vermeerhuis slechts een van ; de rest van de slaapplaatsen in zijn huis bestond uit kleine bedsteden waarin men alleen half overeind kon zitten.
**Arnold Houbraken, De groote Schouburgh der Nederlantsche Konstschilders en Schilderessen, Den Haag 1752 [2nd ed.] Boek 2, pag. 86.
In Den Haag werd overtreding van deze regels bestraft met de boete van een geldsom of schenking van 1 ham.
De Engelsman T. Dawes rapporteerde in 1623:
Een ander volksgebruik in diverse steden was, om "een bundel stro met een baksteen er op" te plaatsen voor de deur van het huis waar net iemand was gestorven. Het werd aan de rechterhand geplaatst als het een man was en aan de linkerhand voor een vrouw". Begrafenissen vonden plaats binnen kerken, zo diep mogelijk en de een boven de ander. "Ze begraven hun doden zonder de minste ceremonie en als men een kerkklok hoort bij een begrafenis, dan man en aannemen dat het een Katholiek is."
Bij sommige kerken waren er openlucht-begraafplaatsen in Delft. Begrafenissen vonden plaats buiten de kerk of binnen de kerk (afhankelijk van de economie besloten ongeveer 30 tot 45% van de Delftse inwoners de begrafeniskosten van 3 gulden te betalen) vdWiel, p. 53.
De continue stroom van begrafenissen bracht eigen problemen met zich mee, en de stank van rottende lijken was alomtegenwoordig ; als er een nieuw gat werd gegraven, kwamen beenderen naar boven. Meerdere schilderijen tonen hoe loslopende honden interesse hebben in de mensen-beenderen.
Vaak deed, om wat bij te verdienen, de schoolmeester ook dienst als doodgraver.
Delftse kerken staan op de gele Delft Artists & Patrons, sectie Monumenten.
Literatuur:
C. Datema, 'British Travellers in Holland during the Stuart period. Edward Browne and John Locke as tourists in the United Provinces'. Thesis, Vrije Universiteit, 1989, p. 158-159.)
Donald Haks, Huwelijk en gezin in Holland in de 17de en 18de eeuw. Van Gorcum Historische Bibliotheek, nr 98, Assen, 1982, p. 62.
Kees van der Wiel, 'Delft in the Golden Age. Wealth and poverty in the age of Johannes Vermeer' in Dutch society in the age of Vermeer, Donald Haks and Marie Christine van der Sman (red.) , The Hague Historical Museum and Waanders, Zwolle.
This page forms part of a large encyclopedic site on Delft. Research by Drs. Kees Kaldenbach (email). A full presentation is on view at johannesvermeer.info.
Launched December, 2002; Last update March 1, 2017.
Dank aan de web-wizard ir. Allan Kuiper voor zijn prachtige navigator.