Verklarende tekst door dr.ing. Henk J. Zantkuijl over de door hem getekende plattegronden en opstanden.
Lees over de controverse, geuit door professor Philip Steadman over het verschil tussen tekeningen door Zantkuijl en tekeningen door Warffemius (in het Engels).
Een kritiek door Glaudemans
Links: Detail van de Kaart Figuratief (1675-1678)
Reconstructie van het woonhuis van Johannes Vermeer aan de Oude Langedijk hoek Molenpoort te Delft
De vier uitgangspunten voor deze reconstructie zijn:
a. De kadastrale kaart van 1832 (zie onder).
b. De kaart Figuratief van 1675-78 (zie onder).
c. De inventaris van 1676 (zie presentatie van de inventaris en vele
afbeeldingen).
d. De uit archiefonderzoek verkregen kennis van de ontwikkeling van
het woonhuis.
Daarnaast zal in deze uitleg onderzocht worden of de interieurs op de schilderijen van Johannes Vermeer geplaatst kunnen worden in deze reconstructie. Indien dit redelijkerwijze mogelijk is, kan bekeken worden of de interieurdetails op de schilderijen iets toevoegen aan de reconstructie.
De Kadastrale Minuut-kaart van 1832 ( zie hiernaast) toont een hoekhuis op de Oude Langendijk en de Molenpoort van circa 12 m. diep, met daarachter een gang, die zich uitstrekt achter een buurhuis [het terrein is hier door ons ingekleurd met geel]. Het daar achter liggende terrein heeft een andere eigenaar gehad. Het is op de kaart met zwart aangeduid.
De Kaart Figuratief (1675-78, detail zie onder) laat daarentegen een lang huis zien bestaande uit een hoger deel op de hoek en een laag deel daarachter met een uitstek aan de oostzijde, een binnenplaats en een gang naar de schuilkerk van de Jezuïeten, een buurhuis van Vermeer.
Op de kadastrale kaart (1832) is deze gang naast het in zwart aangeduide open deel nog steeds aangegeven. De totale lengte van het huis van Vermeer is nu na te meten en wel 32 m., met uitstek, binnenplaats en gang. Het hoekhuis van ruim 12 m. dat op de kaart van 1832 staat aangegeven komt in schaal nagenoeg overeen met het hoge voorste deel van de Kaart Figuratief.
Tussen 1676 en 1733 is het achterste deel van het huis gesloopt. De vertrekken die in de inventaris van 1676 genoemd worden, kunnen door onze kennis van het woonhuis eenvoudig in dit lange, in de hoogte verspringende huis ingerekend worden. De in de onderstaande figuren aangegeven letters staan voor de in de inventaris van 1676 genoemde ruimten.
NEDERLANDS, 1676 |
ENGLISH EQUIVALENT |
PLATTEGROND, 2001 |
Int Voorhuys |
Forehouse |
Zantkuijl A |
Inde groote zael |
Great hall |
Zantkuijl I |
Int Camertie aende voorz. groote zaal |
Small room adjoining the Great Hall |
Zantkuijl G |
Inde binnenkeucken |
Inner kitchen |
Zantkuijl C |
Int agter keukentgen |
Back kitchen |
Zantkuijl J |
Inde koockeucken |
Cooking kitchen |
Zantkuijl D |
Int waskeukentgen |
Washing kitchen |
Zantkuijl K |
Inde gang |
In the hallway |
Zantkuijl F |
Op de keldercamer |
Room above the cellar |
Zantkuijl B |
Op de plaets |
In the yard |
Zantkuijl O |
Opt hangkamertgen |
In the small hanging room |
Zantkuijl H |
Boven op de agtercamer |
Upstairs back room |
Zantkuijl M |
Opde voorkamer |
Upstairs front room |
Zantkuijl L |
Boven op de solder |
In the attic |
Zantkuijl N |
[Niet op lijst: Kelder] |
[Not listed: Cellar] |
Zantkuijl E |
Dutch terms as used in 1676 inventory |
English equivalents |
A.
voorhuis
B. kelderkamer
C. binnenkeuken
D. kookkeuken
E. kelder
F. gang
G. kamertje aan de zaal
H. hangkamertje
I. zaal
J. achterkeukentje
K. waskeukentje
L. voorkamer-atelier
M. achterkamer
N. zolder
O. de plaats
De kaart Figuratief toont een raamloze zijgevel met een toegangspoort. De ramen van de naastliggende huizen in de Molenpoort zijn echter wel getekend. Daarom zijn wij in eerste instantie uitgegaan van een blinde zijgevel, waarin wel balk-ankers zijn aangegeven. Van de architectuur is ons verder niets bekend. Voor de constructie hebben wij gebruik gemaakt van onze kennis omtrent soortgelijke huizen, zowel in tijd als in vorm.
De getekende balkconstructie in de doorsnede heeft hier dan ook alleen zin om de ruimten te scheiden en om inzicht te geven in de mogelijke dominerende invloed van de balken op deze ruimten. Uit de reconstructie is op te maken dat het huis mogelijk in twee fasen is gebouwd. Het hoekhuis is een bekend type stadshuis, namelijk voorhuis met zijkamer (hier met kelder), gang en binnenhaard met insteek. Onder de insteek was normaal de keuken (in de inventaris: kookkeuken) met daarboven de opkamer waar gewoond werd (in de inventaris: binnenkeuken). Op de verdieping was een voor- en achterkamer. In de ontwikkeling van van het woonhuis kan dit huistype later uitgebreid zijn met een (mooie) woonkamer of zaal.
N. zolder
L. boven voorkamer (studio)
A. voorhuis met binnenvensters die de kookkeuken en de binnenkeuken
verlichten
B. 'op de kelderkamer'
E. kelder
Vijf en twintig schilderijen van Vermeer geven voor ons doel bruikbare interieurs weer. De bijzondere details van ondermeer de kruiskozijnen tonen aan dat er naar bestaande voorbeelden is geschilderd. De vraag is of deze details in de reconstructie geplaatst kunnen worden. Dit is des te interessanter omdat de reconstructie voortvloeit uit de hierboven genoemde uitgangspunten, dus los van de geschilderde interieurs. De interieurs geven echter zulke bouwhistorische details dat hier een poging gedaan is om deze interieurs te plaatsen in onze reconstructie. Bij het noemen van de schilderijen hebben wij telkens de pagina genoemd waarop het schilderij te zien is in de tentoonstellingscatalogus Johannes Vermeer van het Mauritshuis Den Haag / National Gallery Washington DC 1995-1996.
Een detail dat voor de datering van het huis belangrijk kan zijn is het kruiskozijn met voorzetraam, zoals weergegeven op de volgende schilderijen:
De onderbreking van de muziekles 1660-61, Frick, pag. 24.
De luitspeler ca.1664, Metrop., pag. 26.
De muziekles 1662-64, Buckingham, pag.129.
Vrouw met parelsnoer ca.1664, Berlin, pag.153.
Schrijvende vrouw met dienstbode ca.1670, Dublin, pag.187.
Staande virginaalspeelster ca.1672-73, NG London, pag.197.
Zittende virginaalspeelster vóór 1670, NG London, pag.
201.
Hierbij zijn echter twee varianten waar te nemen, namelijk vier kruiskozijnen met een gebiljoende [=afgeschuinde] kant van de stijlen in het boven vak achter het glas-in-lood (pag. 26, 129, 153 en 187) en een met een fijn en vlak geschaafd profiel op deze plaats (pag.197). Op pagina 24 en 201 is de vorm van de bovenstijl niet goed waarneembaar.
Uit het voorzetraam kunnen wij meer te weten komen. Globaal kunnen wij de ontwikkeling van het kruiskozijn als volgt schetsen. Het stenen kruiskozijn kan als oudste type beschouwd worden. Daarna volgde de houten uitvoering.
Beide typen kruiskozijn kende vier vakken. In de bovenste twee vakken waren de twee glas-in-lood ramen vastgezet aan het kruiskozijn ; de twee luiken sloten de onderste twee vakken. de luiken waren ofwel aan de binnenzijde, dus naar binnendraaiend of wel aan de buitenzijde, naar buiten draaiend geplaatst. Bij het houten kruiskozijn werd het glas-in-lood in het bovenste vak in een kleine sponning aan de buitenzijde geplaatst. Het luik in het onderste vak kwam geleidelijk aan ook aan de buitenzijde. Wilde men naar buiten kijken dan moest het luik opengezet worden wat bij regen en koude niet comfortabel was. Om dit bezwaar te ondervangen werd aan de binnenzijde van het onderste vakken twee sponningen geslagen, waarin raampjes met glas-in-lood werden aangebracht. Hoe die ontwikkeling in de tijd is te dateren is moeilijk te zeggen, want zeer vroege houten kruiskozijnen zijn zeldzaam.
Een documentair feit is echter de beschrijving van de meesterproef voor huistimmerlieden in Amsterdam uit 1524. Hierbij moest uit een met maten vastgestelde balk een kruiskozijn gemaakt worden met 'dubbele sponden' [=dubbele sponningen]. Hieruit kan opgemaakt worden dat bij deze proef gedacht is aan een kruiskozijn met binnenraampjes. Dat dit bijzonder was kan opgemaakt worden uit een bestek van het midden van de 16de eeuw waarin specifiek wordt vereist om sponningen voor glasraampjes te maken. In de late 16de eeuw en in de gehele 17de eeuw is het binnenraampje normaal.
Een duidelijk voorbeeld van dit type kruiskozijn met binnenraampje is door Vermeer weergegeven op het schilderij 'Brieflezend meisje' Dresden, (pag.73). Bij dit schilderij moet opgemerkt worden dat dit kozijn geplaatst is in een muur die de dikte van het kruiskozijn heeft, dus circa 20 cm., met een neggemaat aan de buitenzijde ongeveer 25cm. [Negge = schuin ingesneden dagkant van een deur- of vensteropening] Hiermee is de plaats van dit kruiskozijn vast te stellen in een bouwmuur of dunne 17de eeuwse gevel.
Het hierboven genoemde kruiskozijn met voorzetraam is in de ontwikkeling van het kruiskozijn bijzonder te noemen. Het was niet eenvoudig om in een bestaand kozijn de sponningen te hakken voor deze binnenraampjes. Om dit op te lossen heeft men, zoals uit de schilderijen van Vermeer blijkt, een stijl en regelwerk [= 'framed wall'] aan de binnenzijde van de twee onderste vakken geplaatst met daarin draairaampjes. Wij hebben dus te maken met een oud bestaand kruiskozijn, vermoedelijk 16de eeuws. Nog een opmerkelijk punt is het feit dat deze kruiskozijnen in een dikke gevel geplaatst zijn. Dit is goed waar te nemen omdat op de schilderijen waar twee kruiskozijnen zijn weergegeven de dagkanten zeker 20 á 25 cm bedragen. Deze dagkant is het best te zien op het schilderij 'de muziekles' (pag.129). Het kozijn ligt aan de voorkant (straatkant) van de gevel en is zelf circa 20 cm dik, waardoor de gevel op 40 á 45 cm geschat kan worden. Dit wijst op een forse natuur- of baksteengevel wat ook weer wijst op de 16de eeuw. Voor de plaatsbepaling van dit kruiskozijn met voorzetraam is de aansluiting met de achterwand van belang. De achterwand en de zijkant van het kozijn vallen samen; er is geen muurdam.
De bouwmuur (hier de achterwand) zal een normale lengte hebben van één steen, variërend van 20 tot 25 cm. De breedte van de gevel van het Vermeer/Thins huis is ons bekend (uit de Kadastrale minuut), namelijk 6.70 m. Bij deze breedte zal er sprake zijn van een indeling in drie traveeën, dus van drie kruiskozijnen. De maat van een kruiskozijn was vastgesteld op 1,56 m. waardoor er muurdammen ontstaan van circa 50 cm. Als de genoemde achterwand een bouwmuur voorstelt dan zou er een muurdam van tenminste 25 cm. zichtbaar zijn - zie voor aansluiting achterwand en gevel met muurdam op het 'Brieflezend meisje', pag. 73. De achterwand van de kruiskozijnen met voorzetraam is daarom geen bouwmuur maar een binnenmuur, die zich aanpast aan het kozijn in de gevel. Dit is in het Vermeer/Thinshuis het geval in onze reconstructie op de voorkamer of atelier, zie vertrek L. Een andere invalshoek voor de plaatsbepaling van de kruiskozijnen is de hoogte van de borstwering, dat wil zeggen de hoogte van de onderdorpel boven de vloer. In de 17de eeuw of vroeger is de borstwering op de begane grond tenminste 1 m. en normaal 1.20m. Op de verdieping, waar geen inkijk vanaf de straat is en waar de verdiepingshoogte lager is, vinden wij borstweringen van 90cm of lager. De hierboven genoemde kruiskozijnen met voorzetramen hebben allen deze lagere borstwering, wat in het Vermeer/Thins huis een plaatsbepaling in de bovenvoorkamer of atelier rechtvaardigt. Er zijn nog enkele andere schilderijen met een lagere borstwering namelijk:
Drinkende
dame met een heer 1660, Berlin, pag. 36
De schilderkunst 1666-67, Wien, pag. 68 (de hoogte van de borstwering
is hier niet te zien, maar de lichtval toont geen hoge
borstwering)
Dame met twee heren 1659-60, Braunschweig, pag.115
Vrouw met waterkan 1664-65, Metropolitan, pag.146. Bij dit laatste
schilderij en bij de 'drinkende dame' (pag.36) is niet te zien of er
van een voorzetraam sprake is, maar wel van een binnenwand als
achterwand, dus vergelijkbaar met die met een voorzetraam.
Het schilderij 'de onderbreking van de muziek' (pag. 24), met lage borstwering heeft wel een muurdam in de hoek, wat een plaats op de verdieping veronderstelt. De dikke gevel waarin het raam is geplaatst zal de achtergevel van het voorste deel zijn; hierdoor kan in het Vermeer/Thins huis de plaats in de rechter hoek van de achterkamer vastgesteld worden. Wat opvalt bij de schilderijen, die door de hierboven beschreven details een plaats op de boven-voorkamer (het atelier) worden toegedacht, is het sierglas in-lood in de binnendraaiende raampjes. Er zijn twee varianten, met en zonder gekleurd glas, beide wel in ongeveer de zelfde vorm.
De Vermeer-schilderijen zonder gekleurd glas zijn:
De onderbreking van de muziek, Frick, (pag.24)
De luitspeelster, Metropolitan, (pag.26)
De muziekles, Buckingham Palace, (pag.129)
Vrouw met waterkan, Metropolitan, (pag.147)
Vrouw met parelsnoer, Berlin, (pag.153)
De Vermeer-schilderijen met gekleurd glas zijn:
Drinkende dame met een heer, Berlin, (pag.36)
Dame met twee heren, Braunschweig, (pag.115)
Schrijvende vrouw met dienstbode, Dublin, (pag.187)
Er is één schilderij dat om de hierboven omschreven details wel in het atelier geplaatst zou kunnen worden, maar in het voorzetraam geen sierglas heeft namelijk 'staande virginaalspeelster , NG London (pag.197). Wat bovendien opvalt bij dit venster is dat de stijlen van het bovenste deel van het kruiskozijn hier een ander en fijner profiel hebben. Is dit gevolg van de vrijheid van de schilder?
Er is nog een detail dat om nadere aandacht vraagt. In twee schilderijen is een balkenplafond aangegeven namelijk in de 'schilderkunst', Wien (pag.68) en de 'muziekles', Buckingham Palace (pag.129).
Voor de begane grond is op mijn reconstructietekening een balklaag met moer- en kinderbalken getekend. Reden hiervoor was de veronderstelde tijd (16de en 17de eeuw) van het huis en de balk-ankers (muurankers) aangegeven in de Kaart Figuratief. Deze balklaag overspant het huis in de breedte, dus van bouwmuur naar bouwmuur, dat wil zeggen als de meest voor de hand liggende constructie. Op de verdieping van het voorste deel is een balklaag getekend, uitgevoerd als een enkelvoudige balklaag, en wel lopend van voorgevel tot middenmuur en van middenmuur tot achtergevel. De overspanning is gelijk aan die van de begane grond, circa 6 m.
Om hier deze balklaag in deze 90 raden gedraaide balkrichting aan te nemen lijkt in eerste instantie een knieval voor de schilderijen. Dat wij dit toch hebben overgenomen in deze reconstructie, die is gebaseerd op de reeds genoemde (rationele) uitgangspunten, kan verklaard worden uit de nu opgebouwde algemene kennis van de constructie van het woonhuis. Deze draaiing van de balklagen komt in de 16de eeuw veelvuldig voor. De reden hiervoor is, dat de zware gevels balkdragend kunnen zijn. Op deze manier wordt de druk op de fundering gelijkelijk verdeeld tussen voorgevel, zijmuren en achtergevel. In de 17de eeuw en later zijn de gevels dunner en de fundering van de bouwmuren beter. Twee typen balklagen komen in de 16de en eerste helft 17de eeuw veel voor, waarbij boven de begane grond de meest rijk bewerkte balklaag werd toegepast, zoals hier de moer- en kinderbalklaag.
Zoals hierboven reeds is gesteld zijn wij bij de reconstructie uit- gegaan van de blinde zijgevel in de Molenpoort-steeg. Het licht in de grote zaal kwam van de twee kruiskozijnen in de achtergevel. De schouw is in het midden van de grote zaal gedacht, tegen de zijmuur.
Gaan wij - als alternatief - van de veronderstelling uit dat er wel ramen in de zijgevel van de grote zaal waren, dan kan de reconstructie van de grote zaal worden zoals aangegeven op figuur 6, met twee varianten namelijk één met drie en één vijf ramen. In verband met de getekende vijf balkvakken is een indeling met vijf ramen te prefereren boven de indeling met drie ramen. De schouw komt dan in de achtergevel aan de binnenplaats. Opgemerkt moet worden dat op de kaart Figuratief op die plaats een schoorsteenpijp is getekend.
Samenvattend kunnen wij door middel van pijlen de interieurschilderijen van Vermeer als volgt in de reconstructie plaatsen.
Pijl (arrow) 1, grote zaal,
hoek achtergevel-zijgevel,
'de soldaat met lachend meisje', Frick, pag.35
'brieflezend meisje bij het venster', Dresden, pag.73
'de astronoom', Louvre, pag.52
'de geograaf', Frankfurt, pag.171
Voor pijl 1 zie ook mogelijke lokalisatie geheel onderaan, in de
variant van de Grote Zaal.
Pijl (arrow) 2, door de
deur in de gang ziende in zaal met deel van schouw,
'de liefdesbrief', Rijksmuseum, pag.181
Pijl-3, eerste 'verdieping-voorkamer, atelier, hoek voorgevel- tussenwand
'de luitspeelster', Frick, pag.26
'drinkende dame', Berlin, pag.36
'de schilderkunst', Wien, pag.68
'de muziekles', Buckingham Palace, pag.129
'vrouw met weegschaal', Washington, pag.141
'vrouw met waterkan', Metropolitan, pag.147
'vrouw met parelsnoer', Berlin, pag.153
'schrijvende vrouw met dienstbode', Dublin, pag.187
'allegorie op het geloof', Metropolitan, pag.191
'staande virginaalspeelster', NG London, pag.197
'zittende virginaalspeelster', NG London, pag.201
Pijl-5, eerste verdieping, doorgang tussen voorkamer en achterkamer. 'het slapende meisje', Metropolitan, pag. 20
Pijl-6, eerste verdieping, achterkamer, hoek met achtergevel en zijgevel. 'de onderbreking van de muziek', Frick, pag.24
Pijl-7, eerste verdieping, voorkamer-atelier, hoek voorgevel en zijgevel. 'de gitaarspeelster', Iveagh-London, pag.32
Links: de aanvankelijk getekende oplossing en twee variant-oplossingen
Pijl-4, in de hier getekende variant van de Grote zaal in figuur 6 (de variant met de vijf ramen) kunnen ook alle onder pijl 1 genoemde schilderijen geplaatst worden.
Conclusie
Los van de details op de schilderijen, dus geheel afgaand op de uitgangspunten voor onze reconstructie in plattegrond en zijaanzicht, kunnen wij aannemen dat er sprake is van een ouder stadshuis op de hoek van de Molensteeg, en een latere aanbouw daar achter, langs de steeg. Er is na de aanbouw sprake van een in totaal zeer groot huis.
Nemen wij aan dat de details van de geschilderde interieurs afbeeldingen zijn van de werkelijke toestand van het huis en op de juiste wijze zijn geplaatst in de getekende reconstructie, dan kunnen wij de datering nader vaststellen. Uit de details van het kruiskozijn met voorzetraam (Vermeer-catalogus 1996, pag. 26, 36, 128, 141, 147, 153, 187, 197 en 201) en uit de plaats ervan in het atelier kunnen wij opmaken dat het hogere deel (het hoekhuis) dateert uit de 16de eeuw.
Uit het kruiskozijn op pagina 35, 73, 52 en 171, die in de grote zaal geplaatst zijn, kunnen wij opmaken dat de lagere aanbouw (de grote zaal) dateert van de 17de eeuw. Dit lagere deel moet tussen 1676 en 1733 gesloopt zijn.
18 Juli 2001
H.J.Zantkuijl.
[tekst-toevoegingen tussen rechte haken door Kees Kaldenbach]
Nawoord Kaldenbach
In het Elfde Jaarboek 2001 van Delfia Batavorum, p. 60-78 treft u een artikel aan van Ab Warffemius: 'Jan Vermeers huis. Een poging tot reconstructie'. Op p. 61 van dit in 2002 verschenen boek schrijft hij: "...tot heden heeft niemand het gewaagd een reconstructie te maken van het gehele huis." Inderdaad was Zantkuijls voorbereidende werk voor deze web-publicatie wel gereed maar toen nog niet openbaar gemaakt. In vergelijking met Zantkuijls tekeningen zijn die van Warffemius zeer verschillend: het huis is veel smaller getekend en het achterhuis bevat kamers op begane-grond niveau die volgens Zantkuijl thuishoren in het voorste bouwdeel. Het is aan de lezer de beide plattegronden en opstanden op hun merites te beoordelen. Zijn tekstgedeelte over de kerk-nieuwbouw van 1733 is in ieder geval verhelderend.
Patronen van tegelvloeren zijn hier niet niet behandeld. Moderne literatuur (Fock) topont aan dat marmeren vloeren tot de hoge uitzonderingen behoorden in echte architectuur vanwege de extreme kosten. Op interieurschilderijen van schilders zoals Vermeers en De Hooch kostten marmeren vloeren echter niets; zij verleenden daarentegen extra status aan het schilderij.
Vermeer kwam wellicht over de vloer bij zijn mecaenas, Pieter Claeszoon van Ruijven en ook bij Jannetge Jacobsdr. Vogel (?-1624) die beiden woonde aan de oostzijde van de Oude Delft. In dat laatste huis was volgens Montias mogelijk het venster met de glas in loodfiguur te zien (zie Vermeer-schilderijen in Braunschweig en Berlijn; zie meer gegevens onder de gele kop Artists & Patrons).
Kees Kaldenbach, 9 september 2002.
Dr.ing. Henk J. Zantkuijl was oud-hooffdocent bouwkunde aan de TU Delft. Hij doceerde daar bouwkunde en restauratiekunde van 1970 tot 1990. De hier getoonde tekeningen en deze tekstverantwoording werden in 2001 door hem geprocuceerd op verzoek van Kees Kaldenbach. Copyright tekst en reconstructie-afbeeldingen: H.J. Zantkuijl. Copyright overige illustraties in deze pagina behoren aan de rechthebbende musea en het Gemeentearchief Delft.
This page forms part of a large encyclopedic site on Vermeer and Delft. Research by Drs. Kees Kaldenbach (email). A full presentation is on view at johannesvermeer.info.
Launched December, 2002; Last update March 1, 2017.
Back to the Welcome page: click Welcome.